Als er iets gebeurt
106
Wissen van foutcodes
Het foutcodegeheugen van de diagnosefunctie wordt
iedere keer dat de contactsleutel naar de stopstand
(S) wordt gedraaid op nul gezet.
NB! Zet de motor af en controleer of de contactsleutel
/-sleutels op alle bedieningsplaatsen in stand 0 staan.
Als de spanning weer wordt aangezet, controleert de
diagnosefunctie of er storingen zitten in het EVC-sys-
teem. Als dat het geval is, worden nieuwe foutcodes
gezet.
Dat houdt in dat:
1. Foutcodes voor storingen die werden verholpen of
die zijn verdwenen automatisch
wist.
2. Foutcodes voor storingen die niet werden verhol-
pen moeten worden bevestigd en uitgelezen iedere
keer dat de spanning wordt aangezet.
Als de diagnoseknop wordt ingedrukt nadat de opge-
slagen foutcodes werden gewist, zal code 1.1 ("geen
storing") worden uitgeknipperd.
worden ge-