PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR
MET SPOTJES fig. 55
Met schakelaar A kunnen de plafond-
lampjes worden in- en uitgeschakeld.
Met schakelaar A in de middenstand wor-
den de lampjes C en D in-/uitgeschakeld
bij het openen/sluiten van de voorportie-
ren.
Met schakelaar A naar links geschoven,
blijven de lampjes C en D altijd uitge-
schakeld. Met schakelaar A naar rechts ge-
schoven, blijven de lampjes C en D altijd
ingeschakeld.
Het inschakelen/doven van de verlichting
gaat geleidelijk.
Met schakelaar B bedient u de spotjes; bij
uitgeschakelde plafondverlichting wordt
met de schakelaar:
❒ in linker stand, het spotje C ingescha-
keld;
❒ in rechter stand, het spotje D inge-
schakeld.
fig. 55
BELANGRIJK Controleer voordat u de
auto verlaat of beide schakelaars in de
middelste stand staan. Op deze manier
zullen de lampjes van de plafondverlichting
doven bij het sluiten van de portieren, en
voorkomt u dat de accu ontlaadt. Als de
schakelaar in de rechter stand is blijven
staan, schakelt de verlichting 15 minuten
na het uitzetten van de motor automatisch
uit.
Brandduurregeling van de
plafondverlichting
Om het in- en uitstappen vooral in het
donker te vergemakkelijken, zijn er 2
brandduurregelingen.
Brandduurregeling bij het instappen
De plafondlampjes gaan op de volgende
manier branden:
F0Q0669m
❒ ongeveer 10 seconden tijdens het ont-
grendelen van de voorportieren;
❒ ongeveer 3 minuten bij het openen van
een portier;
❒ ongeveer 10 seconden bij het vergren-
delen van de portieren.
De werking van de brandduurregeling
wordt onderbroken als de contactsleutel
in stand MAR wordt gedraaid.
63