gebracht. Stop de auto zonder bruusk te
remmen en vermijd heftige stuurbewe-
gingen. Vervang het wiel door het noodre-
servewiel (indien aanwezig) of repareer de
band met de daarvoor bestemde repara-
tieset (zie de paragraaf "Wiel verwisselen"
in het hoofdstuk "Noodgevallen) en wendt
u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
Controle bandenspanning
Het lampje op het instrumentenpaneel (of
het symbool op het display) gaat branden
om een te zachte band aan te geven.
Als er twee of meer banden te zacht zijn,
dan wordt achtereenvolgens iedere band
apart aangegeven.
In dit geval raden wij u aan om zo snel mo-
gelijk de juiste bandenspanning te herstel-
len (zie de paragraaf "Bandenspanning in
koude toestand" in het hoofdstuk "Tech-
nische gegevens").
152
Bandenspanning niet aangepast
aan snelheid
Wanneer constant harder dan 160 km/h
wordt gereden, moet de bandenspanning
verhoogd worden overeenkomstig de
waarde die aangegeven is in de paragraaf
"Bandenspanning".
Als het TPMS-systeem (indien aanwezig)
signaleert dat de spanning van een of meer
banden niet is aangepast aan de snelheid
van de auto, gaat het lampje branden (op
het display verschijnt ook een melding)
(zie de paragraaf "Te lage bandenspanning"
in dit hoofdstuk) en blijft branden, totdat
de snelheid van de auto weer onder de
drempelwaarde komt.
BELANGRIJK Verlaag in dat geval onmid-
dellijk de snelheid, omdat door te warme
banden de prestaties en de levensduur van
de banden in gevaar kunnen worden ge-
bracht, en zelfs, in een beperkt aantal ge-
vallen, tot een klapband kunnen leiden.
ATTENTIE
Sterke straling op een radio-
frequentie
kunnen
TPMS-systeem ontregelen. Dit wordt
aan de bestuurder aangegeven door
middel van een bericht (indien van
toepassing).
Deze melding verdwijnt automatisch
zodra de storing het systeem niet
meer ontregelt.
het