CRUISE-CONTROL
(snelheidsregelaar)
(indien aanwezig)
Dit is een elektronisch hulpmiddel, waar-
door de auto (bij een snelheid boven 30
km/h) op lange, rechte en droge trajec-
ten en bij weinig verandering in de rij-om-
standigheden (bijv. snelwegen), met een
constante en vooraf ingestelde snelheid
blijft rijden zonder het gaspedaal te hoe-
ven bedienen.
Het gebruik van dit systeem biedt geen
voordelen in druk verkeer. Gebruik dit
systeem niet in de stad.
fig. 54
SYSTEEM INSCHAKELEN
Draai de draaiknop A-fig. 54 in stand
ON.
Het systeem kan alleen worden ingescha-
keld in de vierde of vijfde versnelling. Op
afdalingen kan bij ingeschakelde cruise-
control de snelheid iets oplopen ten op-
zichte van de opgeslagen snelheid.
Als het systeem wordt ingeschakeld, gaat
het lampje Ü op het instrumentenpaneel
branden en verschijnt er een bericht op
het display (zie het hoofdstuk "Lampjes en
berichten").
SNELHEID OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
❒ zet de draaiknop A-fig. 54 in stand
ON en trap het gaspedaal in totdat de
auto met de gewenste snelheid rijdt;
❒ zet de draaiknop B ten minste drie se-
conden op (+) en laat de knop los: de
snelheid van de auto is opgeslagen en
het gaspedaal kan worden losgelaten.
F0Q0648m
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan
de snelheid simpel verhoogd worden door
het intrappen van het gaspedaal: als u daar-
na het gaspedaal loslaat, wordt terugge-
keerd naar de opgeslagen snelheid.
61