Hoofdstuk 4. Werkingsprincipes
Functioneel
overzicht van het
systeem
Het Philips Respironics V60-/V60 Plus-beademingsapparaat is een
microprocessorgestuurd pneumatisch systeem dat een mengsel van lucht en
zuurstof levert. Het werkt op wisselstroom en heeft een reservebatterij ter
bescherming tegen stroomuitval of onstabiele stroomtoevoer en om transport
binnen het ziekenhuis te vereenvoudigen. Het pneumatische systeem van het
beademingsapparaat levert gas en de elektrische systemen besturen het
pneumatische systeem, observeren de patiënt en verdelen de voeding.
De gebruiker kan het beademingsapparaat bedienen met behulp van het
aanraakscherm, het toetsenpaneel, de navigatiering (oude versies) en de knop
Accepteren. De ingevoerde gegevens vormen de instructies voor het
pneumatische systeem om een exact gecontroleerd gasmengsel aan de patiënt
toe te dienen. Druk- en flowsensoren geven feedback die gebruikt wordt om de
gastoediening aan de patiënt aan te passen. Geobserveerde gegevens die op
sensorinput zijn gebaseerd, worden ook weergegeven in de grafische
gebruikersinterface.
De gastoedienings- en observatiefuncties worden tegen elkaar gecontroleerd.
Deze kruiselingse controle helpt simultane storingen van deze twee
hoofdfuncties voorkomen en beperkt mogelijke gevaren van systeemstoringen
tot een minimum.
Een uitgebreid systeem van zichtbare en hoorbare alarmsignalen helpt de
veiligheid van de patiënt te waarborgen. Een klinisch alarm kan op een
abnormale fysiologische omstandigheid duiden. Een technisch alarm dat door
zelftests van het beademingsapparaat wordt geïnitieerd kan op een hardware-
of softwarestoring duiden. Bij sommige technische alarmen wordt een
beperkte beademing geleverd om de gebruiker tijd te geven corrigerende
maatregelen toe te passen. Wanneer een situatie zo ernstig is dat de veilige
beademing in het geding kan komen, wordt het beademingsapparaat buiten
werking gesteld, waarbij de zuurstofflow en blazerfunctie worden
uitgeschakeld.
Het beademingsapparaat heeft verscheidene middelen om een veilige patiënt-
of ademdruk te handhaven. De maximale werkdruk wordt gewaarborgd door de
alarmlimiet voor hoge inademingsdruk (HID). Wanneer de ingestelde
inspiratoire piekdruk is bereikt, schakelt het apparaat over naar uitademing.
4-1