Alarmtests uitvoeren
4. Verwijder de alarmtoestand en stel het alarm handmatig terug.
5. Ontkoppel het beademingsapparaat van de netvoeding terwijl het in
werking is en controleer het volgende:
a. CONTROLEER of het beademingsapparaat overschakelt op
batterijvoeding (batterijsymbool verschijnt rechts onder aan het
scherm).
b. CONTROLEER of het geluidsalarm met tussenpozen klinkt.
c. CONTROLEER of het gele bericht Werkt op interne batterij wordt
weergegeven en reset het handmatig.
d. CONTROLEER of het blauwe bericht Werkt op interne batterij
wordt weergegeven.
6. Plaats een volledig opgeladen batterij en sluit het
beademingsapparaat weer aan op de netvoeding.
7. Herhaal step 5 om te controleren of het beademingsapparaat
overschakelt op batterijvoeding.
Het beademingsapparaat voert tijdens het opstarten en tijdens bedrijf
voortdurend zelftests uit. De werking van de alarmen wordt met deze zelftests
gecontroleerd. U kunt ook alarmtests uitvoeren waarmee de werking van de
alarmen wordt aangetoond. Volg deze stappen om de tests uit te voeren.
WAARSCHUWING: Om mogelijk letsel bij de patiënt te voorkomen, moeten
alarminstellingen altijd op de standaardwaarden voor
ziekenhuizen worden ingesteld nadat u de werking van het
beademingsapparaat hebt gecontroleerd.
Voorbereiding
1. Configureer het beademingsapparaat voor normale beademing en met
een beademingscircuit (PN 582073 of het equivalent) en een testlong
van 1 liter (PN 1021671).
2. Stel de modus in op S/T en pas de volgende instellingen toe: Freq:
4 BPM, IPAP: 10 cmH
Ramp: Uit, O
: 21%.
2
3. Pas de volgende alarminstellingen toe: Hg freq: 90 BPM, Lg freq:
1 BPM, Hg V
2000 ml, Lg V
T
UIT, LID T: 5 sec.
Beademingsapparaat opstellen voor gebruik
O, EPAP: 6 cmH
O, I-tijd: 1 sec, Stijgtijd: 1,
2
2
: UIT, HID: 50 cmH
T
•
O, LID: UIT, Lg
V
:
2
E
5-9