198
ONDERHOUD
Kettingspanning controleren
De motorfiets neerzetten en
daarbij erop letten dat de on-
dergrond vlak en stevig is.
Achterwiel draaien tot het
punt met de geringste ket-
tingspeling bereikt is.
De ketting in het midden tus-
sen het voorste en achterste
kettingwiel met behulp van
een schroevendraaier om-
hoog en omlaag drukken en
het verschil A meten.
Kettingspeling
35...45 mm (Motorfiets onbe-
last en op de zijstandaard)
met verlaging
30...40 mm (Motorfiets onbe-
last en op de zijstandaard)
Als de gemeten waarde buiten
de toegestane tolerantie ligt:
Kettingspanning afstellen.
(
198)
SU
Kettingspanning afstellen
De motorfiets neerzetten en
daarbij erop letten dat de on-
dergrond vlak en stevig is.
Asmoer 1 losdraaien.
Met stelschroeven 3 links en
rechts de kettingspanning in-
stellen.
Kettingspanning controleren.
(
198)
Erop letten dat links en rechts
dezelfde schaalwaarde 2
wordt afgesteld.
De steekasmoer 1 met het
voorgeschreven koppel aan-
trekken.
Achterwielsteekas in
subframe
M24 x 1,5
125 Nm