138
RIJDEN
Werking van de koppeling
controleren. (
Bandenprofieldiepte controle-
ren. (
185)
Bandenspanning controleren.
(
184)
Veilige bevestiging van koffer
en bagage controleren.
Bij elk derde tankstop:
Motoroliepeil controleren.
(
176)
Remvoeringdikte voor contro-
leren. (
178)
Remvoeringdikte achter con-
troleren. (
Remvloeistofpeil voor contro-
leren. (
180)
Remvloeistofpeil achter con-
troleren. (
Koelvloeistofpeil controleren.
(
184)
Ketting smeren. (
Kettingspanning controleren.
(
198)
182)
179)
181)
196)
STARTEN
Motor starten
LET OP
De smering van de versnel-
lingsbak is alleen bij draai-
ende motor gegarandeerd.
Versnellingsbakschade
De motorfiets bij uitgescha-
kelde motor niet gedurende
langere tijd laten rollen of
over een langere afstand du-
wen.
Het contact inschakelen.
(
66)
Pre-Ride-Check wordt uitge-
voerd. (
139)
De ABS zelfdiagnose wordt
uitgevoerd. (
De DTC-zelfdiagnose wordt
uitgevoerd. (
De neutraalstand inschake-
len of bij ingeschakelde ver-
snelling de koppelingshendel
inknijpen.
Bij een uitgeklapte zijstan-
daard en een ingescha-
kelde versnelling kan de mo-
tor niet worden gestart. Als de
motorfiets in de neutraalstand
wordt gestart en vervolgens bij
uitgeklapte zijstandaard een
versnelling wordt ingeschakeld,
slaat de motor af.
140)
141)