De leuning van een naar voren gericht kinder‐
R
zitjesbevestigingssysteem moet zo volledig
mogelijk tegen de rugleuning van de passa‐
giersstoel aan liggen. Het kinderzitjesbevesti‐
gingssysteem mag niet het dak raken of door
de hoofdsteun worden belast.
De hoek van de rugleuning en de instelling
R
van de hoofdsteunen zo nodig overeenkom‐
stig aanpassen.
De zittinghoek zo instellen dat de voorste
R
rand van de zitting zich in de bovenste en de
achterste rand van de zitting zich in de
onderste positie bevindt.
Altijd de correcte ligging van de schoudergor‐
R
del vanaf de gordeldoorvoeropening van de
auto naar de schoudergordelgeleiding van
het kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen. De schoudergordelband moet vanaf
de gordeldoorvoeropening naar voren en
omlaag verlopen.
Indien noodzakelijk de gordeldoorvoerope‐
R
ning en de passagiersstoel overeenkomstig
instellen.
Nooit voorwerpen, zoals een kussen, onder
R
of achter het kinderzitjesbevestigingssys‐
teem leggen.
Beslist de montage- en gebruikshandleiding van
de fabrikant van het gebruikte kinderzitjesbeves‐
tigingssysteem en de aanwijzingen met betrek‐
king tot de bevestiging van geschikte kinderzit‐
jesbevestigingssystemen in acht nemen
(
pagina 55).
→
Geschiktheid van de zitplaatsen voor kinder‐
zitjes
Aanwijzingen met betrekking tot de bevesti‐
ging van geschikte kinderzitjesbevestigings‐
systemen
In de auto mogen alleen kinderzitjesbevesti‐
gingssystemen volgens deze ECE-normen wor‐
den gebruikt:
ECE R44
R
ECE R129 (i-Size-kinderzitjesbevestigingssys‐
R
temen)
Voorbeelden voor goedkeuringslabels aan kin‐
derzitjesbevestigingssystemen:
Veiligheid voor inzittenden
Label voor kinderzitjesbevestigingssystemen
volgens ECE R44
55