322 Onderhoud en verzorging
met iets meer snelheid laten dichtvallen, tot
hij correct vergrendelt.
Motorolie
Het motoroliepeil controleren met de olie‐
peilstaaf
& WAARSCHUWING Gevaar voor brand‐
wonden door hete onderdelen in de
motorruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun‐
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys‐
teem.
De motor laten afkoelen en alleen de
#
hierna beschreven onderdelen aanra‐
ken.
Afhankelijk van het motortype kan de oliepeil‐
staaf op verschillende plaatsen in de motor‐
ruimte aangebracht zijn.
Wachttijd voor het controleren van het oliepeil:
Motor op bedrijfstemperatuur: vijf minuten.
R
De auto op een horizontaal vlak parkeren.
#
De oliepeilstaaf
1
eruit trekken en afvegen.
#
De oliepeilstaaf
1
langzaam tot de aanslag
#
in de geleidepijp schuiven en na drie secon‐
den eruit trekken.
Oliepeil in orde: Het oliepeil ligt tussen
R
2
en 3.
Oliepeil te laag: Het oliepeil ligt bij
R
daaronder.
Oliepeil te hoog: Het oliepeil ligt boven
R
2.
Wanneer het oliepeil te laag is, 1 l motorolie
#
bijvullen.
Als het oliepeil te hoog is, teveel bijgevulde
#
motorolie aftappen. Naar een gekwalifi‐
ceerde werkplaats gaan.
Motoroliepeil met de boordcomputer contro‐
leren
Bij de volgende modellen kan het motoroliepeil
via de boordcomputer worden gecontroleerd:
E 200 d, E 220 d, E 220 d 4MATIC
R
E 300 d, E 300 de, E 350 d
R
E 400 d, E 400 d 4MATIC
R
Het bepalen van het motoroliepeil vindt plaats
tijdens het rijden. Afhankelijk van het rijprofiel is
een weergave van het oliepeil pas na tot 30
minuten rijden en bij afgezet contact mogelijk.
In de volgende gevallen is een correcte meting
van het oliepeil niet mogelijk:
De auto staat tijdens het meten niet op een
R
3
of
vlakke ondergrond.