230 Rijden en parkeren
Top View
1
Rijstrook bij actuele stuurwielverdraaiing
2
Gele waarschuwingsmelding van de PARK‐
TRONIC-parkeerassistent: Obstakels op een
afstand van circa (1,0 m of minder)
3
Eigen auto van bovenaf
Wanneer de afstand tot een obstakel afneemt,
verandert de kleur van de waarschuwingsmel‐
ding 2. Vanaf een afstand van circa 0,6 m
wordt de waarschuwingsmelding oranje weerge‐
geven. Vanaf een afstand van circa 0,3 m wordt
de waarschuwingsmelding rood weergegeven.
Wanneer de PARKTRONIC-parkeerassistent
gereed voor gebruik is en geen objecten worden
herkend, worden de segmenten van de waar‐
schuwingsmelding grijs afgebeeld.
%
Als het volledige systeem uitvalt. worden de
segmenten van de waarschuwingsmelding
rood afgebeeld. Het controlelampje in de
toets van de PARKTRONIC gaat branden en
op het multifunctioneel display verschijnt het
symbool é.
Wanneer het systeem aan de achterzijde uit‐
valt, verandert de weergave van de segmen‐
ten als volgt:
Bij het achteruitrijden worden de achter‐
R
ste segmenten rood weergegeven.
Bij het vooruitrijden worden de achterste
R
segmenten uitgeschakeld.
Als de PARKTRONIC-parkeerassistent uitge‐
schakeld is, wordt de waarschuwingsmelding
ook uitgeschakeld.
Hulplijnen
1
Geel rijspoor van de banden bij actuele
stuurwielverdraaiing (dynamisch)
2
Gele hulplijnen, breedte van de auto (vlak
waarover wordt gereden) afhankelijk van de
momentele stuurwielverdraaiing (dynamisch)
3
Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot het
achtergedeelte
4
Markering op een afstand van circa 1,0 m
%
Als de actieve parkeerassistent is ingescha‐
keld, worden de rijstroken groen weergege‐
ven.