214 Rijden en parkeren
In deze gevallen de snelheid aanpassen
#
en voldoende afstand houden.
Zelf remmen en/of uitwijken.
#
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door ingeschakelde actieve afstands‐
assistent DISTRONIC bij het verlaten van
de bestuurdersstoel
Als de auto alleen door de actieve afstands‐
assistent DISTRONIC wordt afgeremd en de
bestuurder de bestuurdersstoel verlaat, kan
de auto wegrollen.
De actieve afstandsassistent
#
DISTRONIC altijd uitschakelen en de
auto tegen wegrollen beveiligen, voor‐
dat de bestuurdersstoel wordt verlaten.
Voorwaarden
De auto is gestart.
R
De elektrische parkeerrem is vrijgezet.
R
Er wordt niet in- of uitgeparkeerd met de
R
actieve parkeerassistent.
®
Het ESP
is ingeschakeld, maar regelt niet.
R
De transmissie bevindt zich in de stand h.
R
De bestuurders-, passagiers- en achterportie‐
R
ren zijn gesloten.
De motorkap is gesloten.
R
Als het LIM-controlelampje brandt: De
#
actieve afstandsassistent DISTRONIC selec‐
teren 1.
De voet van het gaspedaal nemen.
#
De actuele snelheid opslaan 3.
#
De auto past de snelheid aan die van de
voorligger aan, tot maximaal de opgeslagen
snelheid.
Of
De opgeslagen snelheid oproepen 3.
#
Actieve afstandsassistent DISTRONIC uit‐
#
schakelen 2.