146 Licht en zicht
stuurwiel of de spiegels instellen en de
veiligheidsgordel omgespen.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len bij gebruik van de buitenspiegel door
verkeerde inschatting van de afstand
De buitenspiegels geven een verkleind beeld.
De zichtbare objecten zijn dichterbij dan het
lijkt.
Daardoor kunt u de afstand tot achter u rij‐
dende verkeersdeelnemers verkeerd inschat‐
ten, bijvoorbeeld bij het veranderen van rij‐
strook.
Daarom altijd over uw schouder kijken
#
om de daadwerkelijke afstand tot ach‐
ter u rijdende verkeersdeelnemers te
controleren.
Buitenspiegels in- en uitklappen
De toets
1
kort indrukken.
#
%
Nadat de accukabels losgemaakt zijn of als
de accu ontladen was, moeten de buiten‐
spiegels opnieuw worden geïnitialiseerd.
Alleen zo werkt het automatisch inklappen
van de spiegels.
Buitenspiegels instellen
Met de toetsen
3
of
4
de in te stellen bui‐
#
tenspiegel selecteren.
Met de toets
2
de stand van het spiegelglas
#
instellen.
Buitenspiegel vergrendelen
Auto's zonder elektrisch inklapbare buiten‐
#
spiegels: De buitenspiegel met de hand in de
juiste stand drukken.
Auto's met elektrisch inklapbare buitenspie‐
#
gels: De toets
1
ingedrukt houden.
Er is een klikkend geluid hoorbaar, gevolgd
door een klap. De buitenspiegel neemt de
correcte positie in.