meter instellen als de banden koud zijn. In acht
nemen dat de bandenspanningscontrole de voor
de actuele bedrijfsomstandigheden correcte
bandenspanning eerst moet inleren.
In de meeste gevallen actualiseert de banden‐
spanningscontrole de nieuwe referentiewaarde
automatisch, nadat de bandenspanning is gewij‐
zigd. De referentiewaarden kunnen echter ook
worden geactualiseerd door de bandenspan‐
ningscontrole handmatig opnieuw op te starten
(
pagina 364).
→
Systeemgrenzen
Het systeem kan in de volgende situaties moge‐
lijk niet correct werken of buiten werking zijn:
Als de bandenspanning verkeerd is ingesteld.
R
Bij een plotseling drukverlies, bijvoorbeeld
R
veroorzaakt door een binnengedrongen voor‐
werp.
Bij een storing door een andere radiobron.
R
Ook beslist de volgende uitgebreide informatie
lezen:
Aanwijzingen met betrekking tot de banden‐
R
spanning (
pagina 360)
→
Bandenspanning met bandenspanningscon‐
trole controleren
Voorwaarde
Het contact is ingeschakeld.
R
Boordcomputer:
Service
Banden
,
.
Een van de volgende weergave verschijnt:
Actuele bandenspanning en bandentempera‐
R
tuur van de afzonderlijke wielen:
Bandenspanningsindicatie verschijnt na
R
enkele minuten rijden
Banden en velgen 363
Bandenspanningscontrole
R
procedure van het systeem is nog niet afge‐
sloten. De bandenspanningen worden dan
reeds gecontroleerd.
De bandenspanning vergelijken met de voor
#
de actuele bedrijfstoestand geadviseerde
bandenspanning (
pagina 362). Daarbij de
→
aanwijzingen met betrekking tot de banden‐
temperatuur in acht nemen (
%
De op het multifunctioneel display weergege‐
ven waarden kunnen afwijken van de waar‐
den van de bandenspanningsmeter, die gel‐
den voor zeeniveau. Bij hoger gelegen plaat‐
sen tonen bandenspanningsmeters een
hogere bandenspanning dan de boordcom‐
puter. In dit geval de bandenspanning verla‐
gen.
Ook beslist de volgende uitgebreide informatie
lezen:
Aanwijzingen met betrekking tot de banden‐
R
spanning (
pagina 360)
→
actief: De inleer‐
pagina 360).
→