eenmalig uit te schakelen tot
de volgende keer dat het con-
tact wordt ingeschakeld.
brandt.
activeren, om de Dyna-
DTC
mische tractiecontrole DTC in
te schakelen. Alternatief: Het
contact uit- en opnieuw in-
schakelen.
dooft, bij een niet afgeslo-
ten zelfdiagnose begint
het DTC-controle- en waar-
schuwingslampje te knipperen.
Zie voor meer informatie over
de Dynamische tractiecontrole
(DTC) het hoofdstuk Techniek
in detail (
ELEKTRONISCHE ONDER-
STELINSTELLING (D-ESA)
met Dynamic ESA
Dynamic ESA
instelmogelijkheden
De elektronische onderstelin-
stelling Dynamic ESA kan uw
motorfiets automatisch aanpas-
sen aan de belading.
Zie voor meer informatie over
Dynamic ESA het hoofdstuk
"Techniek in detail" (
184).
SU
189).
Demping instellen
Het contact inschakelen.
(
90)
Menu
Instellingen
oproepen en vervolgens
sist
menupunt
Demping
ren.
Gewenste dempingsinstelling
selecteren.
De demping kan tijdens
het rijden worden inge-
steld.
De instelling van de dem-
ping blijft ook na het uit-
schakelen van het contact be-
houden.
Belading instellen
Motor starten. (
Menu
Instellingen
oproepen en vervolgens
sist
menupunt
Belading
ren.
Gewenste beladingsinstelling
selecteren.
De instelling van de be-
lading blijft ook na het
uitschakelen van het contact
behouden.
De beladingstoestand kan
niet tijdens de rit worden
ingesteld.
De volgende melding verschijnt
als er geen instelling van de
belading mogelijk is:
103
,
As-
selecte-
161)
,
As-
selecte-
Actie