STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR
Starten van de motor
Als het waarschuwingslampje
pert, moet u afhankelijk van de auto het
koppelingspedaal indrukken of de versnel-
lingshendel in neutraal zetten om de motor
te starten.
Bij strenge vorst (kouder dan –20 °C): zet
eerst het contact enkele secondes aan
voordat u de motor start, de motor zal dan
gemakkelijker aanslaan.
Indien u de motor start bij erg lage buiten-
temperatuur (kouder dan -10 °C): houd het
koppelingspedaal ingedrukt tot de motor
start.
(1/4)
Benzine-inspuiting
– Geef bij het starten geen gas,
æ
knip-
– Laat de contactsleutel los zodra de motor
is aangeslagen.
É
Dieselinspuiting
Draai de contactsleutel in de stand "Contact
aan" M en houd de sleutel in deze stand
totdat het controlelampje voorverwarming
gedoofd is.
Draai de sleutel tot de stand "starten" D
zonder gas te geven.
Laat de contactsleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
LPG-uitvoering
De motor start altijd op benzine op:
– geef bij het starten geen gas;
– laat de sleutel los zodra de motor aan-
slaat.
Het systeem bepaalt automatisch wanneer
er van benzine op LPG wordt overgescha-
keld.
Afhankelijk van de auto kan het systeem
onder bepaalde gebruiksomstandigheden
(bv. bij sterke versnelling, regeneratie van
het roetfilter enz.) beslissen om tijdelijk naar
de benzinemodus te schakelen. Wanneer de
omstandigheden weer geschikt zijn, kan het
systeem de LPG-modus opnieuw toestaan.
Bij temperaturen van ongeveer 0°C of
lager wordt de ECO-modus aanbevolen
om de LPG-modus te maximaliseren: zie
"Rijadvies, Eco-rijden" in Hoofdstuk 2.
2.3