ROBOTVERSNELLINGSBAK
Parkeren
Wanneer de auto stilstaat
– op een vlakke ondergrond, moet de
handrem worden vastgezet en het con-
tact worden uitgezet,
– op een helling, kan een ingeschakelde
versnelling worden aangehouden door
de hendel in de positie D of R te bewe-
gen, de handrem vast te zetten en het
contact uit te zetten.
Opmerking: wanneer het contact is uitges-
chakeld, wordt geen rekening gehouden met
beweging van de hendel.
Bij een botsing tegen de onder-
kant van de auto (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
stoeprand of ander stadsmeu-
bilair) kunt u de auto beschadigen (bij-
voorbeeld: vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
(5/6)
Geluidssignaal
Verlaat nooit de auto als de motor nog draait
en een versnelling ingeschakeld is.
N.B.
– Als de bestuurder het portier opent om de
auto te verlaten wanneer de stand N niet
is ingeschakeld, klinkt er een geluidssi-
gnaal.
Ó
– Het controlelampje
kens wanneer het nodig is om het rem-
pedaal in te drukken om de stand van de
gerobotiseerde versnellingsbak te veran-
deren.
Voordat u uit de auto stapt,
moet u het contact uitzet-
ten (raadpleeg de paragraaf
"Starten, stoppen van de
motor").
Bijzondere omstandigheden
– Als door de helling van de weg of in
bochten de automatische werking niet
gehandhaafd kan worden (bijv. in de
bergen) is het raadzaam om op hand-
matig schakelen over te gaan. Hiermee
voorkomt u het automatisch achter elkaar
schakelen door de versnellingsbak bij
stijgen en is het mogelijk op de motor te
remmen bij lange afdalingen.
– Bij rijden op een glad wegdek of bij
licht op tel-
weinig grip is het beter om over te gaan
op handmatig schakelen M en de tweede
versnelling in te schakelen voordat u gas
geeft, om te voorkomen dat de wielen
doorslippen.
Bij zeer koud weer kan het systeem het
schakelen vertragen zolang de motor de
juiste temperatuur nog niet heeft bereikt.
2.57