ACHTERUITRIJCAMERA
1
Werking
Bij het inschakelen van de achteruitversnel-
ling (en tot ongeveer 2 seconden na het
inschakelen van een andere versnelling),
stuurt de camera 1 naast de verlichting beel-
den van de omgeving achter de auto door
naar het multimediascherm 2, plus een
vaste tekening.
2.44
(1/2)
NB:
– zorg ervoor dat de achteruitrijcamera niet
is afgedekt (door vuil, modder, sneeuw,
enz.).
– Afhankelijk van de auto kunt u sommige
parameters instellen via het multime-
diascherm 2. Raadpleeg het instructie-
boekje voor de uitrusting.
1
Deze functie is een extra hulp-
middel. De bestuurder moet
altijd opletten en blijft verant-
woordelijk.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
die tijdens het rijden zich kunnen voor-
doen: let dus altijd op of er een bewe-
gend obstakel is (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets) of een te klein of
smal obstakel is (grote steen, dun paal-
tje) tijdens de manoeuvre.
2