FUNCTIE STOP AND START
Dit systeem zorgt voor een lager brandstof-
verbruik en vermindert de uitstoot van broei-
kasgassen.
Het systeem wordt automatisch ingescha-
keld wanneer de auto begint te rijden.
Tijdens het rijden zet het systeem de motor
af (op stand-by) wanneer de auto stilstaat
(file, voor een stoplicht enz.).
Omstandigheden waarbij de
motor op stand-by wordt gezet
De auto heeft na de laatste stilstand gere-
den.
Voor een automatische versnellingsbak
of robotversnellingsbak:
– de versnellingsbak staat in stand D, M of
N;
en
– het rempedaal wordt (voldoende hard) in-
gedrukt;
en
– het gaspedaal wordt niet ingedrukt
en
– de snelheid is nul gedurende ongeveer 1
seconde
De motor blijft op stand-by staan wanneer
stand P inschakelt, of wanneer stand N in-
schakelt terwijl de parkeerrem is aangetrok-
ken en het rempedaal wordt losgelaten.
2.12
(1/4)
Voor een handgeschakelde versnellings-
bak:
– de versnellingshendel in de neutrale
stand staat (neutraal);
en
– het koppelingspedaal wordt losgelaten
Als het controlelampje
het koppelingspedaal niet voldoende losge-
laten.
en
– de auto rijdt met een snelheid die lager is
dan ongeveer 3 km/u.
In alle auto's gaat het controlelampje
op het instrumentenpaneel vast branden om
u te waarschuwen dat de motor op stand-
by staat.
De uitrustingen van de auto blijven in wer-
king terwijl de motor stilstaat.
Wanneer de motor afslaat terwijl het
systeem in werking is, moet u het kop-
pelingspedaal volledig induwen om de
motor weer te starten.
knippert, is
Als u uit de auto stapt, waarschuwt een
geluidssignaal u dat de motor op stand-
by staat en niet is afgezet.
graaf "Starten, stoppen van de motor" in
hoofdstuk 2).
neel weergegeven).
Voordat u de auto verlaat,
moet de motor worden afge-
zet en niet op stand-by worden
gezet (raadpleeg de para-
Rijd niet met de auto wanneer
de motor op stand-by staat (het
waarschuwingslampje
wordt op het instrumentenpa-