AANWIJZING!
Voorwaarden voor een juiste kali‐
bratie van de sensorsteilheid
–
De afhankelijk van het toege‐
paste doseermedium noodzake‐
lijke referentiemethode (bijv. voor
vrij chloor DPD 1) wordt gebruikt
–
Er is rekening gehouden met de
inlooptijd van de sensor, de
gebruikershandleiding van de
sensor opvolgen
–
Er is sprake van een toegestane
en constante doorstroomhoeveel‐
heid bij de doorloopgever
–
Er is temperatuurevenwicht
tussen de sensor en het meet‐
water
–
Er is sprake van een constante
pH-waarde binnen het toege‐
stane bereik
Benodigd materiaal voor het kalibreren
van amperometrische sensoren:
Een voor de betreffende meetgroot‐
n
heid geschikte referentiemethode
Neem het meetwatermonster direct bij het
meetpunt en bepaal met een geschikte
referentiemethode (bijv. DPD, titratie, etc.)
de doseermediumconcentratie in
het meetwater. Deze waarde als volgt
invoeren bij de regelaar:
1.
Druk bij de basisweergave op de
-toets.
2.
Kies met de pijltoetsen de
[Kalibratie van de steilheid]
3.
Ga verder met
CAL Cl
Huidige sensormeetwaarden
Concentratie
Sensorstroom
1) Wacht op stabiliteit meetwaarden
2) Neem monster en ga verder met <CAL>
Afb. 57: De DPD-waardekalibratie toont
de actuele sensorwaarden
4.
Ga verder met
CAL Cl
Bepaal DPD-waarde
Meetwaarde bij monsterneming
Wijzig met <OK>
Afb. 58: DPD-waardekalibratie, hier wordt
de sensorwaarde bevroren; daarna het
monster nemen en met bijv. DPD meten
5.
Ga verder met
waarde aan te passen of ga verder
met
om verder te gaan met de
kalibratie
Kalibreren
[ppm] in
A1044
Ga verder met <CAL>
A1045
om de ppm-
95