[Drempel] overschreden, begint een tijdre‐
gistratie (controletijd). Komt tijdens de
controletijd de instelbare variabele weer
onder de drempel, wordt de tijd weer
[0] .
gereset naar
Blijft de instelbare variabele echter langer
dan de controletijd overschreden, kan de
reactie van de regelaar worden gekozen
[Reset controletijd] = [Normaal] , deze
keuze stopt de regeling direct. Voor het
herstarten moet de fout worden bevestigd
door de bediener, nadat de fout is ver‐
[Reset controletijd] = [Auto] deze
holpen.
keuze reset de functie automatisch, als de
drempel weer wordt onderschreden en de
regeling start weer zelfstandig op.
Dode zone
De dode zone wordt bepaald door een
setpoint boven en onder. De dode zone
werkt alleen bij een 2-zijdige regeling, als
voor elke richting een actor aanwezig is.
De dode zone moet ervoor zorgen dat het
regelcircuit niet in resonantie komt. Ligt de
meetwaarde binnen de beide setpoints,
vindt geen aansturing van de actoren
plaats, ook niet bij een Pi/PID-regelaar.
Toepassing 2-zijdige neutralisatie.
Regelaartype
P 1-zijdig
n
P 2-zijdig
n
PID 1-zijdig
n
PID 2-zijdig
n
Handmatig
n
Uit
n
P-regelaar: Wordt bij integrerende regel‐
circuits (bijv. batch-neutralisatie) gebruikt.
Bij kleiner wordende regelafwijking, wordt
ook de aansturing van de actor kleiner
(proportionele relatie). Is het setpoint bijna
Verklarende woordenlijst
bereikt, is de insteluitgang 0 %. Het set‐
pint wordt echter nooit exact bereikt, hier‐
door ontstaat een blijvende regelafwijking.
Bij het bijregelen van grote veranderingen,
is het doorschieten mogelijk.
PI-regelaar: Wordt bij niet integrerende
regelcircuits gebruikt (bijv. doorloopneu‐
tralisatie), waarbij doorschieten moet
worden voorkomen en geen blijvende
regelafwijkingen mag optreden, d.w.z. het
setpoint moet altijd worden aangehouden.
Er is een doorlopende toevoeging van de
doseerchemicalie noodzakelijk. Dat de
regelaar bij het bereiken van het setpoint
niet stopt, is geen fout.
PID-regelaar: Heeft de eigenschappen
van een PI-regelaar. Door een differentië‐
rend regelaandeel kijkt deze een
bepaalde tijd vooruit en kan daarom rea‐
geren op in de toekomst te verwachten
veranderingen. Dit type wordt toegepast
als in het meetproces pieken optreden en
deze snel moeten worden bijgeregeld.
P-, PI-, PID-regelaars zijn continurege‐
laars. De instelbare variabele kan binnen
het instelbereik worden ingesteld op elke
waarde tussen -100 % ... +100 %.
Handmatig: Wordt het regelaartype
[Handmatig] gekozen, kan de instelbare
variabele binnen een bereik van -100 %
... 100 % worden ingevoerd. Deze functie
is handig voor het testen van de bekabe‐
ling en de actor.
Uit: De regelfunctie is gedeactiveerd. Het
apparaat werkt alleen als meetomvormer.
Setpoint
Het setpoint legt vast, naar welke waarde
moet worden geregeld. De regelaar pro‐
beert de afwijking tussen setpoint en
meetwaarde zo klein mogelijk te houden.
189