Kalibreren
Temperatuurinvloeden op de buffer
Buffertemperatuur
Bij van 25 °C afwijkende tempera‐
turen in het proces, moet de pH-
waarde van de bufferoplossing
worden aangepast, hierbij de op de
fles van de bufferoplossing aange‐
brachte referentiewaarden voor de
kalibratie invoeren in de regelaar.
Temperatuurinvloeden op de
buffer
Een niet correct vooringestelde buf‐
fertemperatuur kan leiden tot een fou‐
tieve kalibratie.
Elke buffer heeft verschillende tempe‐
ratuurinvloeden. Om deze tempera‐
tuurinvloeden te compenseren, zijn er
verschillende keuzemogelijkheden,
zodat de regelaar de buffertempera‐
tuur correct kan verwerken.
Buffertemperatuur [Handmatig]:
–
De buffertemperatuur moet bij
beide buffers hetzelfde zijn. De
buffertemperatuur moet bij het
menu-item [CAL-Setup] worden
ingevoerd bij de regelaar.
Buffertemperatuur [Automatisch]:
–
Hierbij moet de aan de regelaar
aangesloten temperatuurvoeler
samen met de pH-sensor in de
buffer worden gedoopt. Wacht
hierbij lang genoeg, tot de pH- en
temperatuursensor de buffertem‐
peratuur hebben aangenomen.
Buffertemperatuur [Uit]: deze
–
instelling wordt niet aanbevolen.
Gebruik a.u.b. een andere instel‐
ling.
72
De bij de kalibratie weergegeven sensor‐
stabiliteitsinformatie
[zeer goed] geeft aan, hoe sterk het
en
sensorsignaal schommelt bij de kalibratie.
Bij aanvang van de kalibratie is de wacht‐
tijd tot stabilisatie van de meetwaarde 30
seconden, gedurende deze wachttijd knip‐
pert op het display
Gedurende deze wachttijd kan de kalibra‐
tieprocedure niet worden voortgezet.
Is de pH-sensor koud, bijv. < 10 °C, wordt
de pH-sensor traag en moet enkele
minuten worden gewacht, tot het sensor‐
signaal zich heeft gestabiliseerd.
De regelaar heeft geen wachttijdbegren‐
zing. De reële [Sensorspanning] in mV
wordt weergegeven en er zijn sterke
schommelingen te zien en er kunnen
invloeden worden bepaald, bijv. bewegen
van de sensorkabel.
Is het sensorsignaal erg instabiel en wordt
het sensorsignaal bijv. door externe
invloeden gestoord, heeft de sensorkabel
een kabelbreuk of is de coaxiaalaanslui‐
ting vochtig, is het kalibreren niet mogelijk.
Een storing of een kabelbreuk moet
worden verholpen.
De kalibratie kan pas worden voortgezet,
als de signaalbalk het bereik
heeft bereikt en daar blijft of verder in de
[goed] of [zeer goed]
richting van
beweegt. Wijzigingen van het signaal
binnen de bereiken
[zeer goed] zijn toegestaan.
De signaalvariatie binnen de bereiken is
als volgt vastgelegd:
In eerste instantie een wachttijd van
n
30 seconden, daarna wordt het sen‐
sorsignaal beoordeeld
–
Voldoende: 0,5 mV/30s
–
Goed: 0,3 mV/30s
[voldoende] , [goed]
[Even geduld a.u.b.!] .
[voldoende]
[voldoende] , [goed] en