11.7
Geleidbaarheid kalibreren
Meet- en regelgedrag van de
regelaar tijdens de kalibratie
Tijdens de kalibratie: De insteluit‐
gangen worden gedeactiveerd. Uit‐
zondering: wanneer een basischarge
of een handmatige instelbare varia‐
bele is ingesteld. Deze blijft actief. De
meetwaarde-uitgang
[Normsignaaluitgang mA] wordt
bevroren, volgens de instellingen in
het menu mA-uitgang.
Bij een succesvolle kalibratie / con‐
trole worden alle foutcontroles die
betrekking hebben op de meet‐
waarde, weer gestart. De regelaar
slaat bij een succesvolle kalibratie de
bepaalde gegevens voor nulpunt en
steilheid op.
Eventueel is hierbij een handmeetappa‐
raat voor de meetgrootheid geleidbaar‐
heid nodig. Dit handmeetapparaat moet
nauwkeurig genoeg meten en weergeven,
om een succesvolle kalibratie te waar‐
borgen.
1.
Druk bij de basisweergave op de
-toets.
2.
Kies met de pijltoetsen de
[Kalibratie van de steilheid]
3.
Ga verder met
4.
Volg de instructies op het display
van de regelaar en voer de kali‐
bratie uit.
5.
Ga verder met
6.
Ga verder met
waarde aan te passen of ga verder
met
om verder te gaan met de
kalibratie
CAL Cl
Kalibratie geslaagd
Steilheid
Nulpunt
Ga verder met <CAL>
Afb. 72: Referentiewaardekalibratie
7.
Het resultaat van de kalibratie
opslaan in het geheugen van de
regelaar, door te drukken op de
toets
ð De regelaar toont weer de
basisweergave en werkt met de
resultaten van de kalibratie.
Kalibreren
om de µS/cm-
A1047
-
107