Meetgrootheden instellen
daardoor de gevoeligheid (steilheid) van
de chloor-sensor. Bij een stijgende pH-
waarde, wordt de gemeten HOCl-concen‐
tratie kleiner. Is geen regeling geïnte‐
greerd, probeert de regeling dit te
compenseren. Wordt de pH-waarde ver‐
volgens weer kleiner, kan hierdoor een
aanzienlijke overdosering van chloor ont‐
staan, hoewel er niet verder gedoseerd is.
De toepassing van een pH-gecompen‐
seerde chloormeting kan dit verhinderen.
HOCl
4
5
6
Afb. 28: Evenwicht HOCl/OCL
Zoals de grafiek laat zien, is bij pH-
waarden > 8,5 minder dan 10% van het
HOCl opgenomen in het water en is daar‐
door de desinfectie minder. De na de
compensatie weergegeven chloorwaarde
is een rekenkundig bepaalde chloor‐
waarde. De rekenkundig bepaalde chloor‐
waarde wijzigt niets aan de desinfecte‐
rende werking van het water. De
hierboven beschreven overdosering wordt
echter voorkomen. Voor de kalibratie van
amperometrische sensoren, wordt de
erkende referentiemethode DPD 1 (voor
vrij chloor) als vergelijkingsmethode
gebruikt. De referentiemethode is pH-
onafhankelijk (resp. buffert de pH-waarde
64
OCl -
7
8
9
10
11
pH
-
op ca. 6,5) en bepaalt daarom het vrije
chloor vrijwel als 100 % HOCl. Om ervoor
te zorgen dat de door het amperometri‐
sche chloormeetsysteem gemeten con‐
centratiewaarde overeenkomt met deze
vrije chloorwaarde, kan de pH-invloed op
de door de sensor gemeten chloorwaarde
van de regelaar worden gecompenseerd.
De regelaar kan deze pH-compensatie
automatisch of via een geïntegreerde pH-
meting of handmatig gerelateerd aan een
vaste pH-waarde, uitvoeren. We raden de
automatische versie aan. Hierbij is het
absoluut noodzakelijk ook de meetwater‐
temperatuur te meten, die een wezenlijke
invloed heeft op de pH-meting. Zou deze
invloed niet worden gecompenseerd, zou
de pH-waarde verkeerd worden gemeten
en zou de chloorwaarde daardoor ver‐
keerd worden gecompenseerd.
Zonder pH-compensatie, is bij hoge pH-
waarden geen kalibratie mogelijk, omdat
het verschil tussen de meting met de
chloor-sensor en de vergelijkende DPD 1
referentiemethode te groot is.
Het werkbereik van de pH-compensatie:
pH 4,00 ... 8,50, temperatuur: 5 ... 45 °C
Kalibratie van de chloor-sensor
bij geactiveerde pH-compensatie
Het is absoluut noodzakelijk, dat altijd
eerst de pH-sensor wordt gekali‐
breerd en daarna de chloor-sensor.
Bij elke volgende kalibratie van de
pH-sensor is daarna altijd een kali‐
bratie van de chloorsensor noodzake‐
lijk. Anders is de chloormeting foutief.