Sensortype:
Kies eerst het sensortype. Het sensortype
staat op het typeplaatje van de sensor.
Deze sensorkeuze is noodzakelijk en acti‐
veert in de regelaar de sensorspecifieke
gegevens.
Meetbereik van de sensoren
Kies het meetbereik. Het meetbereik staat
op het typeplaatje van de sensor. Een ver‐
keerd meetbereik leidt tot een foutieve
meting.
Temperatuur
De meting van de temperatuur dient uit‐
sluitend voor informatie- of registratiedoel‐
einden, echter niet voor temperatuurcom‐
pensatie. De temperatuurcompensatie
gebeurt in de sensor. Zijn de meetgroot‐
[Chloordioxide] en het sensortype
heid
[CDP] gekozen, is een separate tempera‐
tuurmeting voor temperatuurcompensatie
noodzakelijk.
Meetgrootheden instellen
10.1.6
Meetgrootheid fluoride
Meetgrootheid fluoride
Bij het meten van de meetgrootheid fluo‐
ride, wordt het sensorsignaal, afhankelijk
van het meetbereik, door een FPV1- of
FP100V1-meetomvormer omgevormd
naar een 4-20 mA-signaal. De meetom‐
vormer wordt aangesloten op de mA-
ingang van de regelaar. De referentie‐
sensor REFP-SE wordt via een
coaxiaalkabel met een SN 6-stekker aan‐
gesloten op de meetomvormer.
FPV1-meetomvormer: Meetbereik 0,05 ...
10 mg/l.
FP100V1-meetomvormer: Meetbereik
0,5 ... 100 mg/l.
Meetbereik van de meetomvormer
Kies het meetbereik. Het meetbereik staat
op het typeplaatje van de meetomvormer.
Een verkeerd meetbereik leidt tot een fou‐
tieve meting.
65