4
De nulpuntshefboom op de afdekplaat
van de klepstandsteller eenmaal in de
richting van de pijl krachtig tot de aan-
slag drukken. De gele aanwijzer staat
daarna op de witte markeringslijn.
4
De toets nogmaals indrukken, zodat de
elektrische inregeling kan plaatsvinden.
Toets is na de tweede keer bedienen gedu-
rende ca. 1 min. geblokkeerd!
De elektrische inregeling is beëindigd wan-
neer de klepstandsteller de door de gewen-
ste waarde gegeven stand heeft bereikt.
4.4 Instelling van de inductieve
eindcontacten
Bij de uitvoering met inductieve eindcontac-
ten bevinden zich op de draaias van de
overdrachtshefboom van de klepstandsteller
twee instelbare stuurkammen, die de bijbe-
horende initiators activeren.
Voor het bedrijf van de inductieve eindscha-
kelaars moeten in het uitgangscircuit bijbe-
horende scheidingsschakelversterkers (zie
par. 3.2.1) worden opgenomen.
Wanneer de kam zich in het veld van de ini-
tiator bevindt wordt deze hoogohmig. Wan-
neer deze niet langer in het veld aanwezig
is wordt deze laagohmig.
De eindcontacten worden normaal gespro-
ken zodanig ingesteld, dat in de beide eind-
standen een signaal actief is. De schakel-
punten zijn echter ook instelbaar voor het
signaleren van tussenstanden.
De gewenste schakelfunctie, of het uitgangs-
relais bij ingaan van de kam in de initiator
moet opkomen of afvallen, moet eventueel
op de scheidingsschakelversterker worden
gekozen.
Schakelpuntinstelling:
De eindcontacten zijn op de binnenzijde
van de huisafdekking gemarkeerd met
GW1 en GW2. In de daaronder liggende
uitsparingen zijn gele stuurkammen en de
bijbehorende instelschroeven zichtbaar (fig.
10).
Iedere schakelpositie kan naar keuze door
het binnengaan of uittreden van de stuur-
kam worden gesignaleerd.
4
Regelventiel in de schakelpositie bren-
gen en de stuurkam van het gewenste
eindcontact GW1 of GW2 door het ver-
draaien van de instelschroef zodanig in-
stellen dat het schakelpunt wordt bereikt
en wordt gesignaleerd door de lichtdio-
de op het transistorrelais.
Daarbij ligt een kant van de gele stuurkam
in lijn met de horizontale witte lijn op de
huisafdekking. . Dit geeft aan vanuit welke
zijde de stuurkam de initiator binnenkomt.
Om onder alle omgevingscondities een be-
trouwbaar schakelen te waarborgen moet
het schakelpunt tenminste 5% voor de me-
chanische aanslag (open - dicht) worden in-
gesteld.
Bediening
29
EB 8383-1 NL