Aanbouw aan regelventiel
2.2 Aanbouw conf. DIN IEC 534
De NAMUR-aanbouw volgt conform fig. 4
via een adapter. Daarbij wordt de slag van
het regelventiel via de hefboom (18) en
de as (25) op het hoekstuk (28) van de
adapter overgedragen en naar de over-
drachtsstift (27) op de hefboom van de klep-
standsteller geleid.
Voor de aanbouw van de klepstandsteller
zijn de in tabel 4 genoemde onderdelen no-
dig; de nom. slag van het regelventiel be-
paalt de bijbehorende hefboom.
De aanbouw van de klepstandsteller aan de
adapter moet zodanig worden uitgevoerd,
dat de pijl op de zwarte afdekking van de
behuizing naar onderen, van de aan-
drijving af naar het ventiel wijst.
Uitzondering: regelventielen waarbij de zit-
ting alleen door een ingaande membraan-
stang wordt gesloten. Hier moet de pijl
naar de aandrijving wijzen.
Wanneer de aanbouw van de adapter niet
tussen de aandrijving en het ventiel kan wor-
den uitgevoerd (bijv. bij aandrijvingen van
andere leveranciers), dan moet de pijl op
het deksel naar het regelventiel wijzen!
2.2.1 Montagevolgorde
Benodigde aanbouwdelen conform tabel 4
resp. 5 uitzoeken.
Belangrijk!
Voor de montage van de aanbouwdelen
moet de aandrijving zodanig worden belast
met steldruk dat het ventiel op 50% slag
komt te staan. Alleen zo kunnen de hef-
boom (18) en het hoekstuk (28) exact wor-
den uitgericht.
1 4
EB 8383-1 NL
Regelventiel in gietjukuitvoering
1. Plaat (20) met verzonken schroeven
aan de koppeling van membraan- en
klepstang schroeven. Bij aandrijvingen
2100 en 2800 cm2 bovendien
hoekstuk (32) gebruiken.
2. Rubberen stop in de adapter verwijde-
ren en de adapter op het NAMUR-rib
met een zeskantbout bevestigen.
Regelventiel in stangenuitvoering
1. Plaat (20) op de meenemer van de klep-
stang schroeven.
2. Stiftschroeven (29) in het adapterhuis
schroeven.
3. Huis met bevestigingsplaat (30) rechts
of links op de ventielstangen plaatsen
en met moeren (31) vastschroeven.
Daarbij in de hoogte zodanig uitrichten
dat de aansluitend te monteren hef-
boom (18) horizontaal staat.
4. Stift (19) in de middelste gatrij van de
plaat (20) zodanig inschroeven en bor-
gen, dat deze ongeveer boven de con-
form tabel 5 juiste hefboommarkering
(1 t/m 2) voor de betreffende slag
staat.
Voor tussenwaarden moet overeenkom-
stig worden geïnterpoleerd. Beugel (21)
vooraf zodanig verschuiven dat deze
de stift omspant.
5. Afstand van het midden van de as (25)
tot het midden van de stift (19) meten.
Deze waarde moet later bij de configu-
ratie van de klepstandsteller worden in-
gevoerd.