Aanbouw aan regelventiel
2.3 Aanbouw op draaiaandrijving
Met de in tabel 6 genoemde toebehoren en
montage-onderdelen kan de klepstandstel-
ler ook aan draaiaandrijvingen conform
VDI/VDE 3845 worden gemonteerd. Daar-
bij wordt de draaibeweging van de draai-
aandrijving via de curveschijf op de aan-
drijfas en de aftastrol van de klepstandstel-
lerhefboom omgezet in de voor het inductie-
ve wegopneemsysteem noodzakelijke slag-
beweging. Er staan twee curves voor draai-
hoekbereiken van 0 t/m 90 en 0 t/m 120
op een curveschijf ter beschikking.
Bij dubbelwerkende veerloze draaiaandrij-
vingen is een omkeerversterker aan de aan-
sluitzijde van het huis van de klepstandstel-
ler nodig.
Bij aanbouw aan de SAMSON-draaiaan-
drijving type 3278 wordt de binnenruimte
van de aandrijving en daarmee de achter-
zijde van het membraan zonder extra lei-
dingwerk belucht met de ontluchting van de
klepstandsteller.
Wanneer de klepstandsteller wordt aange-
bouwd aan aandrijvingen van andere ty-
pen (NAMUR) dan kan het beluchten van
de achterzijde van het membraan door een
leidingverbinding met T-stuk tussen aandrij-
ving en ontluchtingsaansluiting van het tus-
senstuk plaatsvinden.
2.3.1 Montage van de aftastrolhef-
boom
1. Aftastrolhefboom (35) op de over-
drachtshefboom (37) plaatsen en met
de meegeleverde schroeven (38) en rin-
gen bevestigen.
1 8
EB 8383-1 NL
2.3.2 Montage van het tussenstuk
SAMSON-aandrijving type 3278:
1. Adapter (36) op het vrije asuiteinde
van de draaiaandrijving met twee
schroeven vastschroeven.
2. Tussenstuk (34) op de aandrijfbehui-
zing plaatsen en met twee schroeven
bevestigen. Daarbij het tussenstuk zoda-
nig uitrichten dat de luchtaansluitingen
van de klepstandsteller in de richting
van de zijkant van het membraanhuis
wijzen.
Aandrijvingen conform VDI/VDE 3845
1. Compleet tussenstuk (34, 42 en 44) op
de console met bevestigingsvlak 1
VDI/VDE 3845 plaatsen en vastschroe-
ven.
2. Curveschijf (40) en schaalverdeling con-
form par. 2.3.3 uitrichten en vastschroe-
ven.
Bij veerloze aandrijvingen moet aan de zij-
kant van het huis van de klepstandsteller de
omkeerversterker (45) worden vastge-
schroefd.
1. In de aansluitgaten van de klepstandstel-
ler de meegeleverde moeren met dub-
bel schroefdraad schroeven.
2. De omkeerversterker met de holle
schroeven en de afdichting zodanig op
de klepstandsteller bevestigen, dat het
beluchtingsgat op het tussenstuk wordt
afgedekt.
3. De aandrijfkamers moeten afhankelijk
van de draairichting worden verbonden
met de uitgangen A1 en A2.