Voer de Inspectie vóór het rijden (pagina 17) uit bij iedere voorgeschreven onderhoudsbeurt.
I: Inspecteren en reinigen, afstellen, smeren of vervangen indien nodig. C: Reinigen. R: Vervangen. A: Afstellen. L: Smeren.
ITEMS
BRANDSTOFLEIDING
BRANDSTOFPOMPFILTER
WERKING VAN DE GASHENDEL
LUCHTFILTER
CARTERONTLUCHTING
BOUGIE
KLEPSPELING/DECOMPRESSIESYSTEEM
MOTOROLIE
MOTOROLIEFILTER
STATIONAIR MOTORTOERENTAL
ZUIGER EN ZUIGERVEREN
ZUIGERPEN
KOELVLOEISTOF RADIATEUR
KOELSYSTEEM
AANDRIJFKETTING
GLIJBLOK AANDRIJFKETTING
ROLLER AANDRIJFKETTING
AANDRIJFKETTINGWIEL
AANGEDREVEN TANDWIEL
REMVLOEISTOF
REMBLOKSLIJTAGE
REMSYSTEEM
KOPPELINGSSYSTEEM
BEDIENINGSKABELS
UITLAATPIJP/UITLAATDEMPER
VERING
SWINGARM/SCHOKDEMPERSTANGEN
VORKOLIE
MOEREN, BOUTEN, BEVESTIGSMIDDELEN
WIELEN/BANDEN
BALHOOFDLAGERS
*WIJ RADEN U AAN OM DEZE WERKZAAMHEDEN UIT VOEREN ZOALS VERMELD IN DE WERKPLAATSHANDLEIDING VAN HONDA.
Dit onderhoudsschema is gebaseerd op gemiddelde rijomstandigheden. Als de motorfiets wordt gebruikt in zwaardere omstandigheden, is vaker onderhoud nodig.
OPMERKING: 1. Reinig bij stoffige rijomstandigheden na elke race.
2. Vervang elke 2 jaar. Voor het vervangen is technische vaardigheid vereist.
3. Vervang na de eerste keer inrijden.
4. Inspecteer na de eerste keer inrijden.
5. Vervang de motorolie bij vervanging van de koppelingsschijven en -platen.