Keuzeknop motormodus
Keuzeknop motormodus
(1)
(1) keuzeknop motormodus
U kunt de karakteristiek van het motorvermogen
afstemmen op de circuitcondities met behulp van
de keuzeknop motormodus (1).
• PGM-FI-modus 1: standaardinstelling
• PGM-FI-modus 2: soepele instelling
(verminderde gasrespons ten opzichte van
standaardinstelling)
• PGM-FI-modus 3: agressieve instelling
(verhoogde gasrespons ten opzichte van
standaardinstelling)
Een optioneel PGM-FI-instelgereedschap kan het
ontstekingstijdstip en de hoeveelheid
brandstofinjectie aanpassen en de instelling van
PGM-FI-modus 2 of 3 opslaan (pagina 186).
142
Instellingen voor wedstrijden
Huidige modus
Start de motor en druk op de keuzeknop
motormodus (1) terwijl uw CRF stilstaat. Het
motormoduscontrolelampje (2) onder de
keuzeknop motormodus geeft de geselecteerde
modus aan door het drie keer blauw knipperen van
het modusnummer.
(1) keuzeknop motormodus
(2) motormoduscontrolelampje (blauw)
Modusselectie
1. Start de motor.
2. Houd de keuzeknop motormodus gedurende 1
seconde of langer ingedrukt met uw CRF
gestopt en de gasklep gesloten.
Zorg ervoor dat de knop voor versneld stationair
toerental is ingedrukt (pagina 21). Wanneer de
(1)
knop voor versneld stationair toerental is
uitgetrokken, zal de motormodus niet veranderen.
3. Laat de keuzeknop motormodus weer los. Het
motormoduscontrolelampje geeft een
geselecteerde modus aan door het aantal keren
dat het lampje blauw knippert.
4. Herhaal stap 2 – 3 tot de gewenste modus
wordt weergegeven.
(2)
PGM-FI-modus 1:
Het lampje
knippert eenmaal
blauw en herhaalt
dit 3 maal.
PGM-FI-modus 2:
Het lampje
knippert 2 maal
blauw en herhaalt
dit 3 maal.
PGM-FI-modus 3:
Het lampje
knippert 3 maal
blauw en herhaalt
dit 3 maal.
PGM-FI-modus 1
PGM-FI-modus 2
PGM-FI-modus 3