2.25
Veiligheids- en beschermingsvoorzieningen
Na het uitvoeren van werkzaamheden aan de veiligheidsvoorzieningen moet een
functietest worden uitgevoerd en gedocumenteerd. De werking van de veiligheids-
voorzieningen dient regelmatig te worden gecontroleerd, neem daarbij onderhoudsin-
tervallen in acht.
De veiligheidsvoorzieningen van de machine zijn:
Noodstopschakelaar op de bedieningsconsole.
Achteruitrijsensor.
Accuhoofdschakelaar.
Noodstopschakelaar accu in de centrale elektriciteitskast.
Beschermingsisolatie, veiligheidsdeuren, veiligheidsschakelaars.
Zwaailichten.
Veiligheids- en beschermingsbeugel.
Stoelcontactschakelaar.
Voetschakelaar kijkrichting vóór.
Draaistoelsensor.
Gevaar door niet-actieve veiligheidsvoorzieningen.
Wanneer veiligheidsvoorzieningen defect zijn of zijn gedeactiveerd, is er geen
bescherming tegen ernstig letsel en gevaren.
– Na onderhoudswerkzaamheden en vóór het herstarten van de machine, moet u er
in elk geval voor zorgen dat alle veiligheidsvoorzieningen volledig gemonteerd en
functioneel zijn.
Voor de betrouwbare werking van de controllers, moet de ontsteking minimaal een-
maal per 24 uur worden uitgeschakeld (stand 0). Wacht voordat u de machine weer
inschakelt tot de groene LED op de kleurenterminaal is uitgegaan. De machine is dan
pas volledig uitgeschakeld.
GEVAAR
OPGEPAST
Veiligheids- en beschermingsvoorzieningen
Veiligheid
39 / 556