6.8.3
Differentieelblokkering
De differentieelblokkeringen van de voor- en achteras kunnen afzonderlijk worden in-
en uitgeschakeld. Deze wordt voor de vooras met knop (22) en voor de achteras met
knop (23) op toetsenveld II in- en uitgeschakeld.
Gevaar voor zware schade aan de assen.
Als u deze instructie niet opvolgt, kunnen de klauwkoppelingen van de differentieel-
blokkeringen stukgaan.
– De differentieelblokkering mag UITSLUITEND ingeschakeld worden als de
machine volledig stil staat (0,0 km/u).
– Bij ingeschakelde differentieelblokkering de wielen nooit sterk draaien! Vóór het
inschakelen de wielen rechtuit zetten! De krachtoverbrengende onderdelen (diffe-
rentieelaandrijving, cardanas, planeetaandrijving etc.) worden erg zwaar belast.
OPMERKING
Als de tractie van de machine in extreme omstandigheden onvoldoende is, schakelt u
eerst alleen de differentieelblokkering van de vooras in.
De achterasblokkering mag alleen worden gebruikt wanneer u niet verder kunt wer-
ken. Om beschadigingen aan de assen te vermijden, moet u de wielen in elke geval
zo goed mogelijk rechtuit zetten.
Als de voor- of achteras te sterk gedraaid is, kan de differentieelblokkering niet worden
ingeschakeld.
Schakel de differentieelblokkeringen alleen in wanneer u ze echt nodig hebt. Bij een
normale ondergrond van de bietenhoop, correct ingestelde opnamediepte, ontlasting
van de opname en contragewichtspositie, is het gebruik van de differentieelblokkerin-
gen niet nodig.
OPGELET
Bedrijfsmodi "Schildpad" en "Haas"
22
Werking
23
189 / 556