®
4. Stap verder opzij van de zender en zoek wederom het punt waarbij het "–" symbool in een "+"
verandert (punt 2).
5. Herhaal het bovenstaande om het derde lokatiepunt te vinden (punt 3).
Met alle 3 punten op één lijn wordt de lokatie van de PLL met zekerheid vastgesteld, en van hieruit kan de
richting van de zender worden bepaald, aangezien de PLL onder een hoek van 90° op de zender staat. Bij
het verder boren moet de boor dezelfde constante schuine afstanden als bij punten 1, 2, of 3 aanhouden.
Bij toename van de schuine afstand gaat de zender verder weg. Bij afname van de schuine afstand gaat
de zender naar de zijpositie.
Het voorste en achterste negatieve lokatiepunt splitsen
Bij toenemende diepte vindt een verschijnsel plaats waarbij het vaststellen van het juiste FNLP en het
RNLP (wanneer de ontvanger loodrecht wordt gehouden) resulteert in langgerekt FNLP (of RNLP) waarbij
u deze lengte moet "splitsen" om het juiste FNLP (of RNLP) te zoeken.
Voorbeeld: zoek het FNLP door vóór de zender uit te lopen (met de rug naar de boor gekeerd). Draai nu
90° naar links, zodat uw linker schouder naar de boor wijst. Loop met de ingedrukte knop naar links van
het boorkoord en zie hoe afwisselend de "+" en "–" symbolen verschijnen. Loop verder tot het "–" symbool
permanent wordt weergegeven, en markeer deze plaats. Draait u zich 180° om en loop met de ingedrukte
knop naar de rechter zijde van het boorkoord. Loop verder tot het min symbool permanent wordt
weergegeven, en markeer deze plaats. Het juiste FNLP vindt men thans door de afstand tussen de twee
gemarkeerde plaatsen de "splitsen". Pas dezelfde techniek toe om het juiste RNLP vast te stellen.
4-Draaitechniek
De 4-draaitechniek is een alternatieve methode om het FNLP of het RNLP op te sporen. Deze kan worden
toegepast wanneer een nieuwe ploeg wordt belast met het voltooien van een boring die door een andere
ploeg werd begonnen, of om een "verdwaalde" zender op te sporen. De 4-draaitechniek wordt zo
genoemd omdat voor het bepalen van het FNLP of het RNLP de ontvanger maximaal 4 x 90° wordt
gedraaid terwijl de "+/–" indicators worden gevolgd.
Vaststelling van het FNLP of het RNLP:
1. Zorg ervoor dat de zender niet in de sluimertoestand is en dat de ontvanger de opstartprocedure heeft
voltooid.
2. Houd de knop ingedrukt en draai de ontvanger rond de loodlijnas (zie "De loodlijn van de
grondantenne gebruiken om lokatiepunten te markeren" in het hoofdstuk over de ontvanger) tot u een
"+" symbool in het linker bovenvenster ziet.
3. Loop in de richting waarnaar de ontvanger wijst wanneer het "+" symbool gevonden is (houd de knop
ingedrukt) tot het "+" symbool in een "–" symbool verandert .
4. Draai de ontvanger 90° naar links.
5. U ziet òf een "+" symbool, òf een "–" symbool in het linker bovenvenster (houd de knop ingedrukt).
Loop vooruit, wanneer u een "+" symbool ziet. Wanneer u een "–" symbool ziet, draait u de ontvanger
180° waarna u een "+" symbool dient te zien. Loop in die richting.
6. Wanneer het "+" symbool in een "–" symbool verandert, draait u de ontvanger weer 90° en zoek het "+"
symbool. Indien, na de ontvanger 90° te hebben gedraaid, er een "–" symbool verschijnt, maak een
draai van 180° om een "+" symbool te verkrijgen.
®
DigiTrak
Mark III Bedieningshandleiding
Lokalisatie
53