®
Samengevat, de eerdergenoemde 3 lokaties zijn als volgt: het achterste negatieve lokatiepunt RNLP
achter de zender; de positieve lokatielijn boven de zender; en het voorste negatieve lokatiepunt FNLP vóór
de zender. RNLP en FNLP geven de positie en laterale ligging van de zender aan.
Het gebruik van de plus/min indicators voor de lokalisatie
De "+" en "–" symbolen geven de richting voor de ontvanger aan om de plaats van de zender te bepalen.
Het "+" symbool betekent dat de ontvanger naar voren, en het "–" symbool betekent dat deze naar
achteren moet worden bewogen.
Voorzijde
van de
ontvanger
Plus "+" = Naar voren bewegen
Lokalisatie van de zender bij de boor
De procedure voor het lokaliseren van de zender te beginnen bij de boor wordt hieronder beschreven. Een
soortgelijke procedure kan ook worden toegepast voor het lokaliseren van de zender vanaf de voorzijde in
de richting van de boor (zie "Het lokaliseren van de zender van de voorzijde" elders).
Het negatieve lokatiepunt (RNLP) zoeken
1. Loop in de richting van de zender met de knop van de ontvanger ingedrukt. Het signaal in het linker
bovenvenster wordt sterker. Let op waar het "+" symbool linksboven in een "–" symbool overgaat. Dit
is het RNLP. Beweeg de ontvanger iets heen en weer tot de plaats precies kan worden vastgesteld
waar de "+/–" symbolen steeds omwisselen. Dit is bij benadering de overlangs (voor/achter) positie
van het RNLP.
Grondvlak
Het achterste negatieve lokatiepunt (RNLP) vanuit de boor zoeken
®
DigiTrak
Mark III Bedieningshandleiding
De plus/min ("+/–") indicators voor lokalisatie
Plus
verandert
in minus
Zender
Min "–" = Naar achteren bewegen
RNLP
Lokalisatie
Achterzijde
van de
ontvanger
Boor
47