Pagina 1
Traceersysteem voor gestuurd boren Bedieningshandleiding DCI Headquarters IGITAL 19625 62nd Ave. S., Suite B-103 Kent, Washington 98032 USA ONTROL Tel 425 251 0559 / 800 288 3610 Fax 253 395 2800 www.digitrak.com NCORPORATED E-mail DCI@digital-control.com DCI Europe DCI India DCI China...
Pagina 2
Beperkte Garantie van DCI. In geval van strijdigheid of verschil in de interpretatie tussen deze vertaling en het origineel prevaleert het origineel (in de Engelse taal).
• Alle andere veiligheidsvoorschriften opvolgen. Het DigiTrak F2™-systeem kan niet worden gebruikt voor het opsporen van kabels en leidingen. Bij langdurige blootstelling van de zender in de boorkop aan hitte als gevolg van wrijvingswarmte bij het boren in zand, grind of gesteente zonder voldoende spoeling rond de zender, kan de diepteweergave onnauwkeurig worden en/of de zender permanent beschadigen.
Verwijder de accu’s uit alle componenten van het systeem tijdens transport en wanneer het systeem gedurende langere tijd opgeslagen wordt. Controleer de werking van het DigiTrak F2-systeem met de zender in de boorkop voor het boren gestart wordt, om er zeker van te zijn dat het systeem correct werkt en nauwkeurige informatie geeft over de locatie en de richting van de boorkop (zie de hoofdstukken Ontvanger en Traceren), de zenderdiepte, de neiging en de rolpositie van de boorkop.
IGITAL ONTROL NCORPORATED Geachte klant: ® Hartelijk dank voor uw keuze voor een DigiTrak F2™-traceersysteem. We zijn trots op de apparatuur die we al sinds 1990 ontwerpen en bouwen in de Amerikaanse staat Washington. We willen een uniek, kwalitatief hoogwaardig producten leveren en staan daar volledig achter met superieure klantenservice en trainingen.
FX-zender DigiTrak F2 traceersysteem Het DigiTrak F2 traceersysteem wordt gebruikt bij horizontaal gestuurd boren (Horizontal Directional Drilling, HDD) om een zender in de boorkop te traceren en te volgen. Het systeem bestaat uit een handheld ontvanger, een zender, een remote display dat gevoed wordt met een accu of netvoeding, een acculadersysteem en drie oplaadbare lithium-ion accu's om de ontvanger en het remote display te voeden.
Pagina 10
Inleiding Het F2-systeem is geprogrammeerd om te voldoen aan de eisen die waar ter wereld ook gesteld worden aan de bediening. Voor een correcte communicatie moet de regioaanduiding op de ontvanger overeenkomen met die op de zender (dit wordt weergegeven in het startscherm; zie de paragraaf Ontvanger en de foto van de FX-zender in de paragraaf Zender).
IGITAL ONTROL NCORPORATED Ontvanger Scherm Greep Handvat Accunokje Drukschakelaar Serie- nummer Accu- compartiment Telemetrie- frequentie Front- paneel Achterste steunpunt F2-ontvanger - zij- en achteraanzicht Algemene beschrijving De F2-ontvanger is een handheld apparaat waarmee F2-zenders getraceerd kunnen worden. De ontvanger vertaalt de signalen van de zender en toont daarmee de volgende informatie: diepte, neiging, rolpositie, temperatuur en accuniveau.
Voeding AAN/UIT De accu plaatsen en uitnemen Plaats een volledig geladen DCI lithium-ion accu, zodat deze niet uitsteekt bij de achterzijde van de ontvanger en het nokje goed vergrendelt, zoals is weergegeven in onderstaande afbeelding. Druk zonodig op de accu om het nokje te laten vergrendelen.
Pagina 13
Als de zelftest geen problemen heeft opgeleverd, wordt het volgende scherm weergegeven. Neem bij een geconstateerd probleem eerst contact op met de Klantenservice van DCI voor u verder werkt. Resultatenscherm van de zelftest (geen problemen geconstateerd) Daarna wordt automatisch het startscherm weergegeven.
Pagina 14
Modelnaam op de zender) Serienummer Softwareversie URL van de DCI-website Telefoonnummers van de klantenservice Startscherm van de ontvanger Druk even op de drukknop, wanneer het startscherm wordt weergegeven, om verder te gaan naar het traceerscherm. Wanneer er geen zender met voeding in de buurt is, wordt het scherm uit de onderstaande afbeelding weergegeven.
Ontvanger De ontvanger uitschakelen Om het apparaat uit te schakelen opent u eerst het hoofdmenu (zie Hoofdmenu, verderop in deze paragraaf). Druk de drukknop net zo vaak in tot het pictogram Uitschakelen in het hoofdmenu gemarkeerd is en houd de drukknop dan ten minste 1 seconde ingedrukt. Het apparaat genereert vier lange pieptonen terwijl het apparaat uitgeschakeld wordt.
Ontvanger Contrast van het scherm instellen U stelt het contrast van het display in door de drukknop ingedrukt te houden terwijl u de ontvanger verticaal houdt en de functie Traceren geactiveerd is. Laat de drukknop los wanneer het contrast ingesteld is op het gewenste niveau.
Ontvanger Opties in het hoofdmenu op de ontvanger Menu Hoogte boven de grond (HBG) - Hiermee activeert u de functie Hoogte boven de grond (HBG), schakelt u deze functie uit en stelt u de hoogte in waarop de ontvanger boven de grond gehouden wordt tijdens dieptemetingen. Zie menu Hoogte boven de grond (HBG), verderop in dit hoofdstuk.
Ontvanger Hoogte boven de grond (HBG) inschakelen Wanneer u de functie Hoogte boven de grond (HBG) activeert, wordt in het eerste scherm ofwel de standaardhoogte boven de grond (1 ft, 12 in., of 30 cm) weergegeven, ofwel de meest recent ingestelde waarde.
Ontvanger Om de HBG-functie uit te schakelen houdt u de drukknop lang ingedrukt. Het apparaat genereert opnieuw een bevestigingssignaal en naast de ontvanger wordt een vinkje weergegeven om aan te geven dat de functie HBG uitgeschakeld is. Voor een nauwkeurige dieptemeting moet de ontvanger nu op de grond geplaatst worden.
Ontvanger Menu Telemetriekanaal Het telemetriekanaalmenu heeft vijf opties: geen telemetrie (kanaal 0) of telemetriekanaal 1, 2, 3 of 4. Het telemetriekanaalpictogram in het hoofdmenu (en in de kop van deze paragraaf) geeft aan dat de huidige instelling kanaal 2 is. Wanneer u het telemetriekanaalmenu opent, wordt het onderstaande scherm weergegeven, met een pijl naast de huidige telemetrie-instelling (in dit voorbeeld kanaal 2).
Ontvanger Menu Kalibreren In het kalibreermenu kunt u de ontvanger en de zender kalibreren. U kunt dat bovengronds doen (eenpuntskalibrering op een afstand van 10 ft of 3 m) of ondergronds (tweepuntskalibrering). Wanneer U het kalibreermenu opent, is standaard de optie 1PT CAL (eenpuntskalibrering) gemarkeerd, zoals is weergegeven in onderstaande afbeelding.
10 ft (3 m) van de ontvanger bevindt, zoals hieronder beschreven. DCI raadt aan om niet dagelijks te kalibreren, maar wel om de dieptewaarden van de ontvanger op verschillende locaties met een meetlint te controleren.
Pagina 23
Ontvanger Scherm 1PT CAL (eenpuntskalibrering) wanneer het kalibratieproces succesvol uitgevoerd is Wanneer het kalibratieproces mislukt, wordt in het display het volgende scherm weergegeven en hoort u het foutsignaal (twee lange pieptonen). Scherm 1PT CAL (eenpuntskalibrering)wanneer het kalibratieproces mislukt is (signaal te zwak) In dit scherm wordt de zender met daarboven een letter X weergegeven, in combinatie met een symbool om aan te geven dat het signaal te zwak ( ) was, zie de afbeelding, of juist te sterk...
Ontvanger Tweepuntskalibratie (onder de grond) Met de optie 2PT CAL (tweepuntskalibrering) kunt u de ontvanger en de zender kalibreren wanneer de zender zich onder de grond bevindt. Voor deze procedure hebt u een meetlint nodig. Het zal zelden noodzakelijk zijn om een ondergrondse kalibratie uit te voeren. Mocht het nodig zijn, dan dient deze procedure met de nodige voorzichtigheid te worden uitgevoerd.
Pagina 25
Ontvanger Tweede punt, 2PT CAL (tweepuntskalibrering) Om het tweede kalibratiepunt te registreren, tilt u de ontvanger 3 ft (1 m) omhoog terwijl u deze waterpas houdt. Druk vervolgens kort de drukknop in. Het systeem telt dan in het display van 5 terug naar 0. Verplaats de ontvanger niet terwijl het systeem terugtelt.
Ontvanger Menu Eenheden In dit menu selecteert u de eenheden waarin de diepte en de neiging van de zender uitgelezen worden. Wanneer u het menu Eenheden selecteert wordt het volgende scherm weergegeven, waarin de optie Eenheden voor diepteaanduidingen gemarkeerd is, zoals is weergegeven in onderstaande afbeelding. Menu Menu Diepte- Neigingeenheden...
Ontvanger Om de instelling voor de diepte-eenheden te wijzigen drukt u de drukknop kort in om met de pijl te bladeren door de drie opties. Om de gewenste instelling te selecteren drukt u de drukknop lang in. Op de plaats van de pijl wordt dan een vinkje weergegeven en het apparaat genereert een hoorbaar bevestigingssignaal.
Ontvanger Menu Sturen naar doel Met de functie Sturen naar doel kunt u de F2-ontvanger als doel voor de boorkop plaatsen. In het hoofdstuk Sturen naar doel vindt u gedetailleerde informatie over hoe u de positie voor de ontvanger bepaalt en hoe u de boorkop daarheen stuurt. In deze paragraaf vindt u instructies over het gebruik van het menu Sturen naar doel zodra u een waarde voor de doeldiepte heeft bepaald.
Ontvanger Sturen naar doel uitschakelen In het scherm Sturen naar doel uitschakelen wordt het traceerdoel zowel in het zijaanzicht als het bovenaanzicht van de ontvanger weergegeven. Bovenaanzicht Zijaanzicht Het traceerdoel geeft aan dat er geen doeldiepte geprogrammeerd is Scherm Sturen naar doel uitschakelen Houd de drukknop lang ingedrukt om Sturen naar doel uit te schakelen.
Pagina 30
Ontvanger Houd de drukknop lang ingedrukt om het onderstaande scherm weer te geven waarin u de doeldiepte kunt instellen. In dit scherm kunt u door de drukknop kort in te drukken door de beschikbare velden bladeren; voeten of meters (ft/m), inches of centimeters (in./cm) en het vinkje (om aan te geven dat de doeldiepte ingesteld is).
Ontvanger LET OP: Als u na 11 in. of 98 cm opnieuw de drukknop kort indrukt, zal de waarde in de ft/m-instelling automatisch verhoogd worden. Als u per ongeluk een te hoge waarde bereikt, kunt u ofwel de drukknop kort blijven indrukken voorbij de maximale waarde (99 ft of 30 m) of 10 seconden wachten tot het scherm gesloten wordt en het scherm Sturen naar doel opnieuw wordt weergegeven.
Ontvanger Diepte Houd in het traceerscherm de drukknop ingedrukt om het scherm Diepte te openen. In dit scherm wordt ook de accutoestand van de zender weergegeven. Het scherm bevat naast de diepte-uitlezing ook andere informatie over de positie van de zender ten opzichte van de ontvanger. Bovenaanzicht HBG-instelling (hoogte boven de grond)
Ontvanger Standaardsymbolen op het ontvangerdisplay Rolpositie van de zender - De rolposities van de zender worden weergegeven met behulp van 12 lijnen op de rand van de cirkel. De stip geeft de rolpositie aan, die ook met behulp van een cijfer midden in de cirkel (overeenkomend met het cijfer op een analoge wijzerplaat) wordt weergegeven.
Ontvanger Standaardsymbolen op het ontvangerdisplay (vervolg) Sturen naar doel - Hiermee kan de functie Sturen naar doel in- of uitgeschakeld worden of een nieuwe doeldiepte geprogrammeerd worden. Wereldbolpictogram - In dit pictogram in het startscherm van de ontvanger wordt een cijfer weergegeven.
Zender Types F2-zenders DCI fabriceert twee verschillende zenders (die via een accu gevoed worden) voor gebruik in combinatie met het F2-systeem: de FX-zender met een lang zendbereik en de FXL-zender met een extra lang zendbereik. Beide zenders zenden een signaal uit op 12 kHz en leveren een neiginguitlezing met een nauwkeurigheid van 0,1% of 0,1°...
Wanneer alkalinebatterijen gebruikt worden, wordt onderin het scherm de toestand van de batterijen weergegeven. Wanneer de FX- of FXL-zender gevoed wordt met een DCI SuperCell-accu, zal de accu steeds volledig geladen lijken te zijn, tot net voor de accu uitgeput raakt.
DCI adviseert tenminste drie sleuven, elk ten minste 1/16 in. of 0,0625 in. (1,6 mm) breed, regelmatig verdeeld over de omtrek van de behuizing. Voor de nauwkeurigheid moeten de sleuven altijd zo dicht mogelijk bij de hartlijn van de behuizing gemeten worden.
Zender Temperatuurveranderingen en oververhittingswaarschuwing F2-zenders zijn voorzien van een interne digitale thermometer. De interne temperatuur van de zender wordt elke 2 seconden naar de ontvanger en het remote display verzonden. Deze temperatuur wordt rechtsonder in het display van de ontvanger en op het remote display weergegeven naast het zendertemperatuurpictogram LET OP: Omdat de digitale thermometer zich in de zender bevindt, zal de temperatuurstijging als gevolg van externe booromstandigheden pas na enige tijd de zender bereiken.
Als de temperatuurstip zwart geworden is, is de zender blootgesteld aan temperaturen hoger dan 220 °F (104 °C) en kan dan niet meer gebruikt worden. De garantie van DCI vervalt wanneer de zender oververhit geweest is (stip is zwart geworden) of wanneer de temperatuurstip verwijderd is.
Pagina 40
Zender Aantekeningen ® Bedieningshandleiding DigiTrak F2™...
Het display van de DigiTrak F Series (FSD) is een multifunctioneel display dat kan worden gebruikt in Serie- combinatie met allerlei DCI-ontvangers. Het levert de nummer operator van de boormachine informatie over de diepte, de richting en de toestand van de zender. Het FSD kan gevoed worden met een gelijkspanningsvoeding of een DCI lithium-ion accu.
Gelijkspanningsvoedingskabel De accu of de accudummy plaatsen en uitnemen De DCI lithium-ion accu moet in het accucompartiment van het FSD geplaatst worden. Plaats altijd een accudummy wanneer het remote display aangesloten is op een gelijkspanningsvoedingsbron. De accudummy is even groot als de accu en kan op dezelfde manier geplaatst en uitgenomen worden.
Remote display Voeding AAN/UIT Het FSD is gereed voor gebruik zodra u de voeding ervan heeft ingeschakeld (door ofwel de accu te plaatsen of de gelijkspanningsbron in te schakelen). U schakelt het remote display op de volgende manier in of uit. Inschakelen - Druk op de knop Bevestigen en houdt deze minimaal een halve seconde ingedrukt om...
Als u de knoppen losgedraaid heeft, blijft het display in zijn verticale positie tot u de knoppen indrukt of het display schudt. DCI adviseert daarom om de knoppen altijd vast te draaien voor het boren begint. Knoppen...
Remote display Hoofdmenu U opent het hoofdmenu door op de pijl omlaag te drukken. In het hoofdmenu vindt u menu-opties en de optie Remote display is gemarkeerd. Pictogram menu Remote display (in de Instellingen afbeelding gemarkeerd weergegeven) Uitschakelen Contrast instellen Informatie Toelichting op de gemarkeerde optie...
Remote display Contrast instellen Vanuit het startscherm kunt u het schermcontrast instellen door de knop Bevestigen op het bedieningspaneel ingedrukt te houden en een van de pijltoetsen in te drukken: pijl links voor donkerder, pijl rechts voor lichter. U kunt het contrast ook instellen via de optie Contrast instellen. Wanneer u deze optie vanuit het hoofdmenu activeert, wordt het volgende scherm weergegeven.
In de onderstaande tabel vindt u de menu-opties zoals deze op het display weergegeven worden, samen met een omschrijving van hun functie. Alle wijzigingen in de instellingen worden automatisch opgeslagen wanneer het FSD uitgeschakeld wordt. DCI adviseert om de instellingen van het FSD op dezelfde manier te programmeren als de instellingen van de ontvanger.
Remote display Displayschermen Startscherm Het startscherm is het scherm dat standaard weergegeven wordt wanneer u het FSD remote display inschakelt. Hierin wordt de neiging, de rolpositie, de accutoestand en de temperatuur van de zender weergegeven. In het hoofdscherm vindt u ook de accustatus van het FSD, het ontvangertype, het telemetriekanaal, de telemetriemeter en gegevens voor Sturen naar doel (als die functie geactiveerd is).
Remote display HBG-instelling Diepte Scherm Diepte ter plaatse van de LL met de functie HBG ingeschakeld Wanneer u de drukknop op de ontvanger loslaat wordt de diepte gedurende 10 seconden weergegeven. Daarna wordt het startscherm opnieuw weergegeven. Scherm Voorspelde diepte Het scherm met de voorspelde diepte wordt weergegeven wanneer de ontvanger zich ter plaatse van het FLP of het RLP bevindt en de drukknop ingedrukt is.
Pagina 50
Remote display Aangenomen neiging '0' Scherm Voorspelde diepte met Pitch '0' assumed (aanname dat de neiging van de zender '0' is) ® Bedieningshandleiding DigiTrak F2™...
De accu's worden gebruikt als voeding van zowel de F2-ontvanger als het FSD. Gebruik uitsluitend DCI accu's in het F2-systeem en de acculader. Door het gebruik van andere accu's kan het systeem beschadigen en de garantie vervallen.
LED brandt om aan te geven dat de lader bezig is met laden. Probeer niet om met de lader andere dan DCI-accu's te laden. De accu is volledig geladen wanneer de oranje LED opnieuw begint te knipperen, de rode LED dooft en de groene LED begint te knipperen.
Acculader Waarschuwingen en aandachtspunten DCI aanvaardt geen aansprakelijkheid voor problemen als gevolg van het niet opvolgen van deze waarschuwingen en aandachtspunten en de algemene aandachtspunten zoals die beschreven zijn onder Aandachtspunten en waarschuwingen voor de veiligheid. WAARSCHUWING: de acculader is zodanig ontworpen dat de gebruiker niet blootgesteld kan worden aan elektrische schokken of andere gevaren wanneer het apparaat gebruikt wordt op de in deze handleiding beschreven manier.
Pagina 54
Acculader Aantekeningen ® Bedieningshandleiding DigiTrak F2™...
IGITAL ONTROL NCORPORATED Traceren Traceren met de F2-ontvanger in gebied met veel stoorsignalen Inleiding Traceren met het F2-systeem is relatief eenvoudig en intuïtief, maar het is belangrijk om vooraf een aantal basisprincipes goed te begrijpen. In dit hoofdstuk bespreken we traceerpunten en de traceerlijn (locate line;...
Traceren Traceerpunten (FLP en RLP) en de traceerlijn (LL) De F2-ontvanger traceert de zender aan de hand van drie specifieke plaatsen in het magnetisch veld van de zender: de traceerpunten en de traceerlijn. De ontvanger kan de traceerpunten niet van elkaar onderscheiden.
Traceren Effecten van de diepte, neiging en topografie op de afstand tussen het FLP (voorste traceerpunt) en het RLP (achterste traceerpunt) Over het algemeen zal de afstand tussen het FLP en het RLP groter zijn naarmate de zender zich op grotere diepte bevindt.
Traceren Traceerpunten markeren Tijdens de traceerprocedure is het erg belangrijk dat de traceerpunten (FLP en RLP) en de LL nauwkeurig gemarkeerd worden. Wanneer u een traceerpunt bepaald heeft, gaat u daar met het display van de ontvanger precies boven staan. Kijk langs de loodlijn door het midden van het display omlaag (zie onderstaande afbeelding).
Traceren Displayschermen Het traceerscherm op de F2-ontvanger bevat real-time gegevens over de temperatuur, de neiging, de rolpositie en de signaalsterkte van de zender. Rolpositieuitlezing Traceerdoel (FLP of RLP) Rolpositie- /neiginguitlezing Neiging van de zender Zendersignaalsterkte Zendertemperatuur Traceerscherm op de ontvanger Wanneer u de F2-ontvanger boven de traceerlijn plaatst tussen het FLP en het RLP en de drukknop indrukt, wordt het scherm Diepte weergegeven.
Pagina 60
Traceren Als de functie HBG uitgeschakeld is, moet de ontvanger voor een nauwkeurige diepte-uitlezing op de grond geplaatst worden. In dat geval wordt de ontvanger in het scherm Diepte op de grond weergegeven. Wanneer u de F2-ontvanger op een van de traceerpunten plaatst en de drukknop indrukt, wordt het scherm Voorspelde diepte weergegeven.
Traceren Stoorsignalen: wat zijn stoorsignalen en hoe controleert u die Voor u gaat boren (of beter, voordat u een offerte voor een project uitbrengt) is het belangrijk dat u de interferentie op het boortraject in kaart brengt. Interferentie heeft een nadelige invloed op het zendbereik van de zender en kan fluctuaties in de uitlezingen en vertragingen in het werk veroorzaken.
Traceren Laat aan het eind van het boortraject een andere medewerker batterijen in de zender plaatsen en de zender inschakelen. Blijf met de ontvanger op het beoogde boortraject staan en laat dan een medewerker met de zender een positie innemen die ongeveer 1,5 maal de maximale diepte van het beoogde boortraject van de ontvanger verwijderd is.
Traceren Standaardmethode om de zender te traceren Met het F2-systeem kunt u de zender en de richting ervan traceren terwijl deze zich een weg baant en u zich voor, achter of naast de zender bevindt. U kunt de zender ook traceren in de richting van de boormachine of juist van de boormachine af.
Pagina 64
Traceren 3. Houd de ontvanger waterpas en kijk naar de positie van het traceerdoel ten opzichte van het kader op het display van de ontvanger. In de onderstaande afbeelding is de eigenlijke positie van de ontvanger, de zender en de traceerpunten weergegeven. Merk op dat het FLP zich links voor de ontvanger bevindt, zoals is weergegeven op het ontvangerdisplay.
Als dat niet het geval is, werkt de antenne of de signaalprocessor van de ontvanger mogelijk niet goed. Gebruik de ontvanger niet langer en neem contact op met de DCI-klantenservice. 6. Markeer het punt direct loodrecht onder het display van de ontvanger als het FLP.
Pagina 66
Traceren Traceerstip Traceerscherm op de ontvanger Huidige positie (in de buurt van de LL) van de ontvanger en de zender LET OP: De stip geeft de positie van het traceerpunt slechts bij benadering aan. Het is niet zo dat de uitlijning van de stip met de verticale haarlijn exact de links/rechts positie van de zender aangeeft.
Traceren 10. Markeer het punt direct loodrecht onder het display van de ontvanger als de LL. Wanneer u de drukknop ingedrukt houdt, kunt u de diepte van de zender aflezen. Om er echter zeker van te zijn dat u zich exact boven de zender bevindt en de diepte-uitlezing nauwkeurig is, moet u eerst het RLP vinden. LET OP: Als de traceerlijn niet weergegeven wordt, kunt u de ontvanger vooruit of achteruit verplaatsen in de richting naar waar u denkt dat de zender zich bevindt.
Pagina 68
Traceren Traceerscherm op de ontvanger (ter Huidige positie plaatse van het RLP (achterste van de ontvanger traceerpunt)) en de zender 13. Markeer het punt direct loodrecht onder het display van de ontvanger als het RLP. 14. Trek een rechte lijn door het RLP en het FLP . Deze lijn is de richting van de zender. De zender bevindt zich exact onder het punt waar deze lijn de LL snijdt.
Traceren Dynamisch traceren Als de boorkop met een neiging van 0% (0°) onder vlakke grond beweegt, moet de voorspelde diepte overeenkomen met de huidige diepte. In dit geval kunnen alle traceerhandelingen uitgevoerd worden ter plaatse van het FLP terwijl de boorkop zijn weg vervolgt. Zodra de zender getraceerd is en de richting goed is, plaatst u de ontvanger met de voorzijde naar de boorkop toe een boorstanglengte voor het FLP op de grond op het beoogde boortraject.
Traceren Display op de ontvanger bij dynamisch Huidige positie van traceren de ontvanger en de zender Naarmate de boorkop zich verder vooruit beweegt, moet het FLP ook verder vooruit bewegen langs de verticale haarlijn (de boorkop beweegt zich dan volgens plan). Wanneer het FLP het kader bereikt, houdt u de drukknop ingedrukt om te controleren of de uitlezing van de voorspelde diepte overeenkomt met de geplande diepte.
Pagina 71
Traceren Boortraject Obstakel Traject om obstakel Vooraf bepaalde afstand Boor- machine Voorbereidingen voor Off-track-traceren 3. Houd de drukknop ingedrukt terwijl u de richting van de ontvanger niet verandert en stap dan een andere vooraf bepaalde afstand (P2) in de richting van de zijkant van de ontvanger. Verplaats de ontvanger vooruit en achteruit tot u een massieve stip in het display ziet die van de onderkant van het display naar de bovenkant ervan springt (of omgekeerd) en markeer dan dit punt.
Pagina 72
Traceren 6. Terwijl de boorkop zich een weg baant, moet deze zodanig gestuurd worden dat de schuine afstand tot de punten P1, P2 en P3 constant blijft. Als de schuine afstand groter wordt, verwijdert de boorkop zich van het beoogde boortraject, als de schuine afstand kleiner wordt, beweegt de boorkop zich in de richting van het beoogde boortraject.
IGITAL ONTROL NCORPORATED Sturen naar doel Met Sturen naar doel kunt u de F2-ontvanger voor de boorkop plaatsen om deze als stuurdoel te gebruiken. De ontvanger wordt op de grond geplaatst, met de voorkant in de boorrichting. Om Sturen naar doel te activeren moet u de ontvanger met de gewenste doeldiepte programmeren.
Sturen naar doel Voor Sturen naar doel moet de ontvanger correct gepositioneerd worden. De ontvanger moet voor de zender geplaatst worden, met de achterzijde (waar de accu zich bevindt) in de richting van de boormachine (of de laatste traceerpunten wanneer in een bocht geboord wordt). De maximale horizontale afstand van de zender tot de ontvanger is circa 35 ft (10,7 m).
Pagina 75
Sturen naar doel Neiging van de zender Stuurindicatie Snijpunt van de Rolpositie van haarlijnen de zender Horizontale afstand tussen de zender en de ontvanger Diepte van de zender (bij benadering) Sturen naar doel op het remote display De stuurindicator geeft in dit geval aan dat de boorkop zich links van en te hoog voor het geplande traject bevindt.
Sturen naar doel Sturen naar doel in gebieden met stoorsignalen In gebieden met passieve en/of actieve stoorsignalen kan het aan te bevelen zijn om de ontvanger fysiek boven de grond te plaatsen. In het onderstaande voorbeeld is de ontvanger 3 ft (1 m) boven de grond geplaatst.
ONTROL NCORPORATED Bijlage A: Systeemspecificaties en onderhoudseisen De voorwaarden voor de voeding, de gebruiksomgeving en het onderhoud van de apparatuur voor het DigiTrak F2-traceersysteem zijn hieronder opgesomd. Specificaties voor de voeding Apparaat (typenummer) Werkspanning Werkstroom DigiTrak F2-ontvanger (F2R) 14,4 V...
Bijlage A Algemene instructies voor het onderhoud van de zender Reinig de veer en de contacten aan de binnenzijde van het accucompartiment en de veer en de contacten van de accukap om de overgangsweerstand tussen de contacten minimaal te houden. Eventuele oxidatie kunt u verwijderen met een schuurkatoen of koperborsteltje.
IGITAL ONTROL NCORPORATED Bijlage B: Geprojecteerde diepte, huidige diepte en de verschuiving vooruit/achteruit Wat gebeurt er als de zender zich op een grote diepte bevindt en sterk geneigd is? Het signaalveld van de zender, zoals is weergegeven in afbeelding B1, bestaat uit een verzameling elliptische signalen (veldlijnen).
Pagina 80
Bijlage B voor of achter de werkelijke positie van de zender weergegeven worden. In dit geval is de diepte die op de ontvanger weergegeven wordt de zogenaamde geprojecteerde diepte. De afstand tussen de zender en de traceerlijn wordt de verschuiving vooruit/achteruit genoemd. Wanneer de zender zich diep onder de grond bevindt of sterk geneigd is, is het belangrijk om rekening te houden met de geprojecteerde diepte en de verschuiving vooruit/achteruit (zie afbeelding B2).
Pagina 81
Bijlage B De traceerpunten (FLP en RLP) zijn ook weergegeven in afbeelding B2. Deze punten bevinden zich ter plaatse van de verticale componenten van het signaalveld, aangeduid met korte verticale gele lijnen in de bovenstaande afbeelding. Merk op dat de traceerpunten zich niet op dezelfde afstand van de LL bevinden wanneer de zender niet horizontaal ligt.
Pagina 82
Bijlage B Tabel B2. Verschuiving vooruit/achteruit bepalen op basis van de weergegeven (geprojecteerde) diepte en de neiging van de zender Neiging→ ±10% ±20% ±30% ±40% ±50% ±60% ±75% ±90% ±100% Weergegeven (5,7°) (11°) (17°) (22°) (27°) (31°) (37°) (42°) (45°) diepte ↓...
Pagina 83
Bijlage B Met tabel B4 kunt u exact de geprojecteerde diepte-uitlezing en de huidige diepte berekenen met behulp van een vermenigvuldigingsfactor. De waarden voor de vermenigvuldigingsfactoren, of omrekenfactoren, zijn bepaald voor verschillende zenderneigingen. Tabel B4. Omrekenfactoren voor het berekenen van de exacte geprojecteerde diepte of de huidige diepte ±10% ±20%...
Pagina 84
Bijlage B Aantekeningen ® Bedieningshandleiding DigiTrak F2™...
IGITAL ONTROL NCORPORATED Bijlage C: Diepteberekening op basis van afstand tussen het FLP (voorste traceerpunt) en het RLP (achterste traceerpunt) Wanneer de informatie op het display van de ontvanger onbetrouwbaar wordt, is het mogelijk de diepte van de zender te schatten. Dit is alleen mogelijk als de neiging en de positie van de zender en de positie van het FLP en het RLP bekend zijn en de grond vlak is.
Pagina 86
Bijlage C Aantekeningen 3-2200-09-A1 (Dutch) ® Bedieningshandleiding DigiTrak F2™...
De garantieperiode begint op de meest recente van de volgende data: (i) op de dag waarop het DCI-product de fabriek verlaat, òf (ii) op de verzenddatum (of andere wijze van aflevering) van het DCI-product van een bevoegde DCI-dealer aan de gebruiker.
DCI trachten u de leenapparatuur binnen één dag te doen toekomen voor gebruik in de periode dat uw apparatuur zich voor service in het bezit van DCI bevindt. DCI zal al het mogelijke in het werk stellen om uw stilstandtijd onder de garantieclaim tot een minimum te beperken, maar is gelimiteerd door omstandigheden buiten de macht van DCI.
DCI Product not expressly authorized in writing by DCI, and DCI shall not be responsible for the loss of or damage to the DCI Product or any other equipment while in the possession of any service agency not authorized by DCI.
User for breach of warranty, breach of contract, negligence, strict liability, or any other legal theory, even if DCI has been advised of the possibility of such damages. In no event shall DCI’s liability exceed the amount User has paid for the DCI Product. To the extent that any applicable law does not allow the exclusion or limitation of incidental, consequential or similar damages, the foregoing limitations regarding such damages shall not apply.