Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

DCI DigiTrak Mark III Bedieningshandleiding pagina 24

Lokalisatiesysteem voor gerichte boringen
Inhoudsopgave

Advertenties

Ontvanger
3. Houd de ontvanger horizontaal, recht boven de zender en tenminste 12 inches (30 cm) boven de
grond.
4. Druk de knop in – u hoort een toon.
5. Druk tijdens de toon de knop opnieuw in; houd de ontvanger ondertussen horizontaal en stil.
Vervolgens hoort u eerst 2 tonen, daarna een lange toon die 6 seconden aanhoudt, hetgeen betekent
dat het eerste kalibratiepunt is gevonden.
6. Tijdens de 6 seconden aanhoudende toon tilt u de ontvanger recht omhoog, zo hoog als u zonder
inspanning kunt, terwijl u deze horizontaal en op dezelfde plaats boven de zender houdt. Voordat de 6
seconden aanhoudende toon stopt, moet u de ontvanger stil houden en de knop indrukken.
7. Houd de ontvanger in deze stand tot u 3 tonen hoort, als teken dat het tweede kalibratiepunt is
gevonden. Hiermee is de kalibratieprocedure voltooid.
8. Zet de ultrasone meting terug op nul en controleer op het beeldscherm de diepte terwijl de ontvanger
op de grond en recht boven de zender staat. Meet met behulp van de ultrasone methode de diepte op
twee verschillende hoogten om de juiste kalibratie te controleren, zoals hieronder beschreven in
"Bevestiging van de juiste kalibratie".
OPMERKING: Wanneer u 2 lange tonen hoort, is er een fout bij het kalibreren opgetreden. De
oorzaak kan een wisselvallig of zwak signaal of een mislukte ultrasone aflezing
zijn.
Om te kalibreren (oudere ontvangers, gefabriceerd vóór 1995 en niet gemoderniseerd):
1. Plaats de zender in de boorombouw en zet deze op de grond.
2. Bedek de zender met een vlak voorwerp (bijvoorbeeld een klembord, een stuk karton, triplex, o.i.d) om
een ultrasone reflectieplaat te vormen.
3. Plaats de ontvanger met ingedrukte knop boven de apparatuur en gebruik de plus/minus ("+/–")
bijstelling om te controleren of de ontvanger recht boven de antenne van de zender staat. Zorg voor
een signaalsterkte van minder dan 200 (linker bovenvenster). Licht de ontvanger enigszins op, indien
dit meer dan 200 is.
OPMERKING: Niet-aangepaste Mark I ontvangers hebben geen 0-999 signaalsterkte. U ziet
een 7 in het rechter bovenvenster (7
200 in het linker bovenvenster bij toepassing van de tweepuntskalibratie-
methode.
4. Volg bovenstaande aanwijzingen voor het kalibreren van nieuwere ontvangers vanaf punt 4.
Bevestiging van de correcte kalibratie
De ultrasone functie kan worden toegepast ter bevestiging van de juiste kalibratie wanneer de zender
onder de grond is. Controleer de dieptemeting met de ontvanger in de eerste stand (boven de zender);
licht de ontvanger vervolgens op tot de tweede stand, druk de knop in voor de ultrasone instelling en lees
16
e
fase bereikt) en een waarde van maximaal
®
DigiTrak
Mark III Bedieningshandleiding
®

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave