Pagina 1
Traceersysteem voor gestuurd boren Bedieningshandleiding DCI Headquarters IGITAL 19625 62nd Ave. S., Suite B-103 ONTROL Kent, Washington 98032 USA Tel 425 251 0559 / 800 288 3610 Fax 253 395 2800 NCORPORATED www.digitrak.com E-mail DCI@digital-control.com DCI Europe DCI India DCI China...
Pagina 2
Beperkte Garantie van DCI. In geval van strijdigheid of verschil in de interpretatie tussen deze vertaling en het origineel prevaleert het origineel (in de Engelse taal).
IGITAL ONTROL NCORPORATED Inhoudsopgave AANDACHTSPUNTEN EN VOOR DE VEILIGHEID EN WAARSCHUWINGEN ........... 6 GEACHTE KLANT ............................8 INLEIDING ..............................9 ONTVANGER ............................... 11 Algemene beschrijving ..........................11 Tuimelknop en drukknop ........................... 11 Hoorbare tonen............................12 De accu plaatsen en uitnemen ........................12 Inschakelen ...............................
Pagina 4
IGITAL ONTROL NCORPORATED Inhoudsopgave (vervolg) REMOTE DISPLAY............................37 Algemene beschrijving ..........................37 Voedingsopties ............................38 De accu of de accudummy plaatsen en uitnemen ................38 Gelijkspanningsvoedingskabel aansluiten ..................... 38 Bedieningspaneel ............................39 Voeding aan/uit............................39 Hoorbare tonen............................39 Contrast van het scherm instellen ......................39 De kijkhoek instellen ..........................
Pagina 5
IGITAL ONTROL NCORPORATED Inhoudsopgave (vervolg) TRACEREN ..............................61 Basisprincipes voor traceren ........................62 Traceerpunten (voorste traceerpunt (FLP) en achterste traceerpunt (RLP)) en de traceerlijn (LL) .......................... 62 Effecten van de diepte, neiging en topografie op de afstand tussen het voorste traceerpunt (FLP) en het achterste traceerpunt (RLP) ........63 Traceerpunten markeren ........................
Meer informatie vindt u in het hoofdstuk Zender in deze handleiding. De apparatuur van DCI is niet explosiebestendig en mag nooit worden gebruikt in de buurt van ontvlambare of explosieve stoffen.
Test het DigiTrak F5-systeem telkens voor het boren wordt gestart met de zender in de boorkop, om er zeker van te zijn dat het systeem correct werkt en nauwkeurige informatie over de locatie en richting van de boorkop weergeeft.
Vul vervolgens ook de bij deze apparatuur meegeleverde productregistratiekaart in en stuur die per post of fax aan het hoofdkantoor van DCI via +1 253-395-2800; u kunt de kaart ook online op onze website invullen en versturen. We zullen u dan opnemen in onze mailinglijst, waardoor u informatie over upgrades en onze FasTrak™-nieuwsbrief ontvangt.
FS-zender DigiTrak F5-traceersysteem Het DigiTrak F5-traceersysteem wordt bij horizontaal gestuurd boren gebruikt om een zender in de boorkop te traceren en te volgen. Het systeem bestaat uit een handheld ontvanger, een zender, een remote display dat wordt gevoed via een accu of een netvoeding, een acculadersysteem en drie oplaadbare accu's voor de voeding van de ontvanger en het remote display.
Pagina 10
Inleiding Deze handleiding bevat informatie over alle componenten van het F5-systeem, de ontvanger, de zender, het remote display en de acculader, die overzichtelijk worden behandeld in afzonderlijke paragrafen na deze Inleiding. Het volgende hoofdstuk, Instellen van het systeem, bevat informatie voor het voorbereiden van de systeemcomponenten voorafgaand aan het feitelijke boorproces, zoals het controleren van de werking van het communicatiesysteem en het kalibreren van het systeem.
IGITAL ONTROL NCORPORATED Ontvanger Tuimelknop (duimschakelaar) Display Greep Handvat Accunokje Serie- Drukknop nummer Accucompartiment Telemetrie- frequentie Front- paneel Achterste steunpunt F5-ontvanger – zij- en achteraanzicht Algemene beschrijving De F5-ontvanger is een handheld apparaat waarmee F5- of F Series-zenders kunnen worden getraceerd en het traject ervan in kaart kan worden gebracht.
Controleer de instellingen en herhaal de procedure of neem voor ondersteuning contact op met de klantenservice van DCI. De accu plaatsen en uitnemen Plaats een volledig geladen DigiTrak F Series-accu, zodat deze niet uitsteekt bij de achterzijde van de ontvanger en het nokje goed vergrendelt.
LET OP: Als een van de onderdelen van de zelftest niet met succes kan worden uitgevoerd, wordt in het display in plaats van de naam van het systeem een waarschuwingsymbool en een storingsmelding weergegeven. Neem in dat geval contact op met de klantenservice van DCI. Uitschakelen Om de ontvanger uit te schakelen selecteert u de optie Uitschakelen [Power Off] in het hoofdmenu (zie onder).
Ontvanger Hoofdmenu U opent het hoofdmenu vanuit het de startscherm door de drukknop in te drukken. Tijdens het traceren kunt u het hoofdmenu openen door de tuimelknop omlaag (in de richting van de handgreep) te drukken. Gebruik de tuimelknop om achtereenvolgens de verschillende menuopties te markeren en klik vervolgens op de drukknop om een menu-item te selecteren.
Checklist voor aanvang van het boorproces - hiermee kunt u diagnosetests op de ontvanger uitvoeren. Neem als u vragen heeft contact op met de klantenservice van DCI. Systeeminformatie - hiermee opent u het scherm met systeeminformatie, zoals het hard- en sofwareversienummer, het identificatienummer en de versie van Bluetooth, die nodig zijn om DataLog-bestanden te uploaden naar een computer.
Ontvanger Rolpositieuitlezing Traceerdoel (FLP = voorste traceerpunt; RLP = achterste Rolpositie/neiging- traceerpunt) uitlezing Neiging van de zender Ontvanger Zendersignaalsterkte Zendertemperatuur Traceerscherm op de ontvanger met zender binnen bereik De rolpositie/neiging-uitlezing wordt gebruikt om de kwaliteit van het signaal van de zender aan te geven. Wanneer een zender zich buiten het bereik van de ontvanger bevindt, zal de rolpositie/neiging-uitlezing 'leeg' zijn en worden geen zendergegevens in het display weergegeven.
Ontvanger Hoogte boven de grond (HBG) Met de functie Hoogte boven de grond (HBG) kunt u een hoogtemaat in de ontvanger programmeren, zodat u voor het maken van een dieptemeting de ontvanger niet op de grond hoeft te plaatsen. Het menu Hoogte boven de grond bevat drie opties: inschakelen, uitschakelen en instellen. Met de optie instellen kunt u de HBG-instelling wijzigen en inschakelen.
Ontvanger Alle wijzigingen van de instellingen worden automatisch opgeslagen wanneer de ontvanger wordt uitgeschakeld. DCI adviseert om gelijke instellingen voor de ontvanger en het remote display te programmeren. Diepte-eenheden Het menu Diepte-eenheden bevat vier opties: xx" voor uitsluitend inches (in); x'xx" voor voeten (ft) en inches (in);...
Ontvanger De tijd instellen De tijdfunctie maakt gebruik van de 24-uursnotatie. Om de tijd in te stellen: 1. Gebruik de tuimelknop om het tijdpictogram te markeren en deze functie te activeren (zie de bovenstaande afbeelding) en druk vervolgens de drukknop in. 2.
Ontvanger Rolverschuiving Rolverschuiving is nodig wanneer de 12-uurpositie van de zender (recht vooruit) niet kan worden afgestemd op die van de boorkop. Hiermee kunt u de ontvanger programmeren om de rolbeweging van de boorkop weer te geven in plaats van die van de zender. In het menu Rolverschuiving kunt u de rolverschuiving in- of uitschakelen (zie onderstaande afbeelding).
Ontvanger Een pijl omhoog betekent dat er nog meer menuopties zijn (tuimelknop omhoog om deze weer te geven) Tweede scherm van het menu Zender selecteren De laatst gebruikte zender wordt automatisch gemarkeerd. Gebruik de tuimelknop om de gewenste optie te markeren en druk vervolgens de drukknop in. Wanneer u de optie Afsluiten [EXIT] selecteert, wordt het instellingenscherm opnieuw weergegeven.
Ontvanger Toetsenbord Om in menu's op de ontvanger numerieke waarden in te kunnen voeren, is het apparaat voorzien van een toetsenbord. U kunt het gebruiken om in de HBG-functie en in de functie Sturen naar doel waarden en de lengte van de boorstang en een referentiepunt in de DataLog-functie in te voeren. Voor het invoeren van de datum en de tijd en wanneer de DataLog-functie geactiveerd is, heeft het toetsenbord een iets andere uitvoering.
Ontvanger Met dit toetsenbord voert u op dezelfde manier waarden in, behalve dat u in dit geval voor de voeten en inches afzonderlijke waarden instelt. Wanneer de voeteninstelling [ft] geactiveerd is, wordt de ingevoerde waarde de instelling voor het aantal voeten. Om de inches voor de waarde in te stellen, gebruikt u de tuimelknop om de optie inches [in] te markeren en drukt u vervolgens de drukknop in om deze te selecteren.
Ontvanger Wanneer een vloeistofdrukzender wordt gebruikt, bevat het Traceerscherm een extra veld. Vloeistofdruk op de zender (wordt in bar weergegeven wanneer de eenheid meters is ingesteld) Traceerscherm met vloeistofdrukgegevens Dieptescherm Het dieptescherm wordt weergegeven wanneer u de drukknop ingedrukt houdt terwijl de ontvanger zich ter plaatse van de traceerlijn (LL) bevindt.
Ontvanger Voorspelde dieptescherm Het voorspelde dieptescherm wordt weergegeven wanneer de ontvanger zich ter plaatse van het voorste traceerpunt (FLP) of het achterste traceerpunt (RLP) bevindt en de drukknop ingedrukt is. De voorspelde diepte is de berekende diepte waarop de zender zich zal bevinden wanneer deze het voorste traceerpunt bereikt en de huidige koers gevolgd heeft.
Ontvanger Standaardsymbolen op het ontvangerdisplay Rolpositie van de zender - de rolpositie van de zender. De rolpositie wordt aangeduid met een kleine lijn en de waarde wordt in het midden van het pictogram weergegeven. Het aantal mogelijke posities van de kleine lijn is afhankelijk van de gebruikte zender (12 of 24). Wanneer rolverschuiving wordt gebruikt, worden links onder het pictogram de letters 'RO' weergegeven.
Zender Types F5-zenders DCI produceert verschillende zenders voor gebruik in combinatie met het F5 systeem met in totaal vijf frequentieopties (1,3 kHz; 8,4 kHz; 12 kHz; 18,5 kHz en 19,2 kHz). Alle F Series- en F5-zenders leveren een neiginguitlezing met een nauwkeurigheid van 0,1% of 0,1° (van 0 tot 100% of van 0 tot 45°). Bij F5- zenders kan de rolpositie in 24 posities worden weergegeven;...
Pagina 28
Zender De short range FS-zender heeft een zendbereik van ongeveer 15 ft (4,6 m). Deze is 8 inch (20,32 cm) lang bij een diameter van 1,00 inch (2,54 cm) en is leverbaar in een 12 kHz-uitvoering. Sleuf Dop aan voorzijde Regionummer Temperatuurstip Short range FS-zender met close-up van de dop aan de voorzijde...
De long range-zenders worden gevoed met twee C-alkalinebatterijen of een SuperCell lithiumaccu van DCI. De extended long range-zenders worden gevoed met een SuperCell lithiumaccu van DCI. Gebruik in extended long range-zenders nooit alkalinebatterijen, omdat die daarin een levensduur hebben van slechts enkele uren.
DCI adviseert tenminste drie sleuven, elk ten minste 1/16 i of 0,0625 inch (1,6 mm) breed, regelmatig verdeeld over de omtrek van de behuizing. Voor de nauwkeurigheid moeten de sleuven altijd zo dicht mogelijk bij de hartlijn van de behuizing gemeten worden.
Pagina 31
O-ringen en/of gebruik een adapter als de diameter van de behuizing veel groter is dan die van de zender. Neem voor meer informatie contact op met de klantenservice van DCI. Om de zender op de juiste manier te plaatsen moet de sleuf in de dop aan de voorzijde van de zender over de pen (die voorkomt dat de zender kan omrollen) vallen.
Zender Zenderkeuze De ontvanger kan het signaal van de zender alleen detecteren wanneer de ontvanger en zender hetzelfde regionummer hebben. Meer daarover vindt u verderop in deze handleiding. Ook de ontvanger moet worden geprogrammeerd om de frequentie van de gebruikte zender ontvanger te ontvangen en moet bovendien voor die betreffende zender worden gekalibreerd.
Zender Wanneer u een nieuwe zender heeft geselecteerd, moet het systeem opnieuw worden gekalibreerd. Kalibreren is echter niet noodzakelijk wanneer de nieuwe zender al eerder voor het systeem werd gekalibreerd. U dient het systeem te kalibreren telkens wanneer een u een nieuwe zender F5- of F Series- zender, F5-ontvanger of een andere boorstang gaat gebruiken.
Zender Temperatuur en oververhittingindicator Alle DigiTrak-zenders zijn voorzien van een interne digitale thermometer. De zendertemperatuur wordt rechtsonder in het display van de ontvanger en op het remote display weergegeven naast het zendertemperatuurpictogram De boortemperatuur ligt normaal gesproken in het bereik van 64 °F (16 °C) tot 104 °F (40 °C).
180 °F (82 °C) [FS- of FC-zenders], respectievelijk 220 °F (104 °C) [long range- en extended long range-zenders] en daardoor onbruikbaar geworden. De garantie van DCI vervalt wanneer de zender oververhit is geweest (stip is zwart geworden) of wanneer de temperatuurstip verwijderd is.
Pagina 36
Zender Aantekeningen ® Bedieningshandleiding DigiTrak F5™...
IGITAL ONTROL NCORPORATED Remote display Afneembare kap Bedieningspaneel Antenne Serie- nummer Pijlknoppen Telemetrie- frequentie- Bevestigen aanduiding Display Accu of accudummy Magneetvoet Voor- en achteraanzicht remote display DigiTrak F Series (FSD) Algemene beschrijving Het remote display van de DigiTrak F Series is een multifunctioneel display dat kan worden gebruikt in combinatie met allerlei DigiTrak-ontvangers.
Remote display Voedingsopties Het remote display kan worden gevoed met een gelijkspanningsvoeding of een F Series-accu. Bij het remote display wordt een accudummy geleverd, die in het apparaat kan worden geplaatst wanneer het wordt gevoed met een gelijkspanningsvoeding. De accudummy is even groot als de accu en kan op dezelfde manier geplaatst en uitgenomen worden.
Remote display Bedieningspaneel Het remote display kan worden bediend met het toetsenpaneel rechts naast het display. Knop Bevestigen - met de knop Bevestigen (gebogen pijl) schakelt u het remote display in en selecteert u gemarkeerde menuopties. Deze knop dient ook om het contrast in te stellen en menuopties te selecteren.
DCI adviseert daarom om de knoppen altijd vast te draaien voor het boren begint. Let op: Als u het remote display omhoog/omlaag draait zonder de knoppen los te maken, kan het apparaat beschadigen.
Remote display Hoofdmenu U opent het hoofdmenu door op de pijl omlaag te drukken. Hierin worden menuopties weergegeven en de optie Remotefunctie (Remote mode) is gemarkeerd. Uitschakelen Remotefunctie (in de Menu Instellingen afbeelding gemarkeerd weergegeven) Contrast instellen Informatie Toelichting bij de Kabelzenderoptie gemarkeerde optie Hoofdmenu op het remote display...
Remote display Remotefunctie Met de optie Remote opent het startscherm van het remote display. Dit scherm wordt standaard weergegeven wanneer u het remote display inschakelt. Hierin wordt de neiging, de rolpositie, de accutoestand en de temperatuur van de zender weergegeven. In het hoofdscherm vindt u ook de accustatus van het remote display, het ontvangertype, het telemetriekanaal, de telemetriemeter en gegevens voor Sturen naar doel (als die functie geactiveerd is).
Alle wijzigingen in de instellingen worden automatisch opgeslagen wanneer het remote display uitgeschakeld wordt. DCI adviseert om de instellingen van het remote display op dezelfde manier te programmeren als de instellingen van de ontvanger.
Remote display Selecteer met de pijl links of de pijl rechts op het bedieningspaneel van het remote display het gewenste resultaat: minder contrast (pijl links), meer contrast (pijl rechts) of druk op de knop Bevestigen. Stel het contrast in door eerst de pijl naar links (donkerder) of naar rechts (lichter) ingedrukt te houden en vervolgens op de knop Bevestigen te drukken.
Remote display Dieptescherm De diepte of voorspelde diepte van de zender kan op het remote display worden weergegeven, maar alleen wanneer de ontvanger zich op de traceerlijn (LL) of op het voorste traceerpunt (FLP) bevindt en de drukknop ingedrukt is. Meer informatie over het juist positioneren van de ontvanger vindt u in de paragraaf 'Traceerpunten (voorste en achterste traceerpunt;...
Remote display Voorspelde dieptescherm Het voorspelde dieptescherm wordt weergegeven wanneer de ontvanger zich ter plaatse van het voorste traceerpunt (FLP) of het achterste traceerpunt (RLP) bevindt en de drukknop ingedrukt is. De voorspelde diepte is echter alleen correct ter plaatse van het voorste traceerpunt (FLP). In het scherm met de voorspelde diepte worden pijlen weergegeven in de richting van de ontvanger en voor het punt met de voorspelde diepte voor de zender.
IGITAL ONTROL NCORPORATED Acculader Netvoeding- adapter Netsnoer F Series- acculader F Series-accu Gelijkspannings- voedingskabel Acculader DigiTrak F Series-accu Algemene beschrijving DigiTrak Series-acculadersysteem (FBC) bestaat netsnoer, gelijkspanningsvoedingskabel, een netvoedingadapter en drie oplaadbare F Series-accu's. De accu's worden gebruikt als voeding van de F5-ontvanger en het remote display. Het meegeleverde netsnoer is geschikt voor gebruik in het gebied waar het systeem werd aangeschaft.
De oranje led stopt met knipperen en gaat branden en de rode led brandt om aan te geven dat de lader bezig is met laden. Probeer niet om met de lader een andere dan DCI-accu's of een SE NiMH-accu te laden.
Acculader Waarschuwingen en aandachtspunten DCI aanvaardt geen aansprakelijkheid voor problemen als gevolg van het niet opvolgen van deze waarschuwingen en aandachtspunten en de algemene aandachtspunten zoals die beschreven zijn onder Aandachtspunten en waarschuwingen voor de veiligheid. WAARSCHUWING: de acculader is zodanig ontworpen dat de gebruiker niet blootgesteld kan worden aan elektrische schokken of andere gevaren wanneer het apparaat gebruikt wordt op de in deze handleiding beschreven manier.
Pagina 50
Acculader Aantekeningen ® Bedieningshandleiding DigiTrak F5™...
1. Vergelijk het regionummer op de zender met dat op de ontvanger om er zeker van te zijn dat ze in combinatie met elkaar kunnen worden gebruikt. Neem contact op met de klantenservice van DCI wanneer de twee niet met elkaar overeenkomen.
Instellen van het systeem Een interferentiecontrole uitvoeren Wat is interferentie en hoe controleert u daarop? Voor u gaat boren (of beter, voordat u een offerte voor een project uitbrengt) is het belangrijk dat u de interferentie op het boortraject in kaart brengt. Interferentie heeft een nadelige invloed op het zendbereik van de zender en kan fluctuaties in de uitlezingen en vertragingen in het werk veroorzaken.
Instellen van het systeem Rolpositie-/neiginguitlezingcontrole Breng de zender naar aan het eind van het boortraject en draai deze vervolgens in de richting naar het begin van het boortraject. Plaats vervolgens de batterijen/accu in de zender om deze in te schakelen. Laat een collega de zender vasthouden op een afstand van de zender van ongeveer 1,5 maal de maximale diepte van het beoogde boortraject.
Druk vervolgens de drukknop in. Hierdoor wordt het hoofdmenu opnieuw weergegeven. De kalibratie blijft dan ongewijzigd. LET OP: DCI adviseert om niet dagelijks te kalibreren, maar wel om de dieptewaarden van de ontvanger op verschillende locaties met een rolmaat te controleren.
Controleer de instellingen als het kalibratiefoutscherm wordt weergegeven. Probeer het daarna opnieuw of neem contact op met de klantenservice van DCI. Eenpuntskalibratie (boven de grond) 1.
Controleer de instellingen en probeer het opnieuw of neem contact op met de klantenservice van DCI. Meet nadat de eenpuntskalibratieprocedure met succes is afgerond opnieuw de diepte met de zender en de ontvanger in dezelfde positie en oriëntatie als tijdens het kalibreren.
Pagina 57
Controleer de instellingen en probeer het opnieuw of neem contact op met de klantenservice van DCI. Controleer de afstand tussen de twee kalibratiepunten nadat de tweepuntskalibratie met succes is afgerond, door de diepte ter hoogte van de twee punten te meten en vervolgens het verschil tussen de twee waarden te bepalen.
Instellen van het systeem De rolverschuiving instellen Als u de 12 uur-positie van de zender niet kunt uitlijnen op die van de boorkop, dient u de Rolverschuiving in te schekelen en in te stellen. De rolverschuivingfunctie is een elektronisch compensatie waarmee de 12 uur-positie van de zender wordt gekoppeld aan de 12 uurpositie van de boorkop.
Instellingen. Controleer de instellingen als het rolverschuivingscherm wordt weergegeven. Probeer het daarna opnieuw of neem contact op met de klantenservice van DCI. Rolverschuiving uitschakelen Om de rolverschuivingfunctie uit te schakelen selecteert u de optie Rolverschuiving uitschakelen in het rolverschuivingmenu.
Pagina 60
Instellen van het systeem HBG in- en uitschakelen HBG uitschakelen Afsluiten HBG inschakelen Toelichting bij de (in de afbeelding gemarkeerde selectie gemarkeerd met huidige HBG- weergegeven) instelling in inches of meters HBG-menuscherm 3. Druk de drukknop in om de HBG-functie in te schakelen op de waarde die onderin het scherm wordt weergegeven.
IGITAL ONTROL NCORPORATED Traceren Traceren met de F5-ontvanger in een gebied met veel interferentie Traceren met het F5-systeem is relatief eenvoudig en intuïtief, maar het is belangrijk om vooraf een aantal basisprincipes goed te begrijpen. Eerst wordt uitgelegd wat traceerpunten (voorste traceerpunt (FLP) en achterste traceerpunt (RLP)) en de traceerlijn (locate line;...
Traceren Basisprincipes voor traceren Traceerpunten (voorste traceerpunt (FLP) en achterste traceerpunt (RLP)) en de traceerlijn (LL) De F5-ontvanger traceert de zender aan de hand van drie specifieke plaatsen in het magnetisch veld van de zender: de traceerpunten en de traceerlijn. De ontvanger kan de traceerpunten van elkaar onderscheiden.
Traceren LET OP: Als de neiging van de zender groter wordt dan ±30% (of ±17°) en/of de zender zich op een grotere diepte dan 15 ft (4,6 m) bevindt, zal de positie van de traceerlijn zich iets voor of achter de huidige positie van de zender bevinden.
Traceren Traceerpunten markeren Tijdens de traceerprocedure is het erg belangrijk dat de traceerpunten (FLP en RLP) en de LL nauwkeurig gemarkeerd worden. Wanneer u een traceerpunt heeft bepaald, gaat u daar met de ontvanger horizontaal boven dit punt staan. Kijk langs de loodlijn door het midden van het display omlaag (zie onderstaande afbeelding).
Traceren Standaardmethode om de zender te traceren Met het F5-systeem kunt u de zender en de richting ervan traceren terwijl deze zich een weg baant en u zich voor, achter of naast de zender bevindt. U kunt de zender ook traceren in de richting van de boormachine of juist van de boormachine af.
Pagina 66
Traceren 3. Kijk naar de positie van het traceerdoel ten opzichte van het kader op het display van de ontvanger. In de onderstaande afbeelding is de eigenlijke positie van de ontvanger, de zender en de traceerpunten weergegeven. Merk op dat het voorste traceerpunt (FLP) zich links voor de ontvanger bevindt, zoals is weergegeven op het ontvangerdisplay.
Gebruik de ontvanger niet langer als dat niet het geval is en neem contact op met de klantenservice van DCI. 6. Zodra het doel zich in het midden van het kader bevindt markeert u het punt direct loodrecht onder het display van de ontvanger als het voorste traceerpunt (FLP).
Pagina 68
Traceren Traceerlijn (LL) (rood als deze zich niet in het midden van het kader voor diepte-uitlezing bevindt) Verdraaiing (links/rechts roteren van de zender ten opzichte van de ontvanger) Traceerscherm op de ontvanger Huidige positie van de (in de buurt van de LL) ontvanger en de zender LET OP: Het is niet zo dat de uitlijning van de stip met de verticale haarlijn exact de links/rechts positie van de zender aangeeft.
Traceren Het achterste traceerpunt (RLP) bepalen om de richting en positie van de zender te bepalen Door het achterste traceerpunt (RLP) te bepalen, kunt u de richting en positie van de zender bepalen. Net als het voorste traceerpunt (FLP) wordt het achterste traceerpunt (RLP) als doel ( ) in het display van de ontvanger weergegeven.
Pagina 70
Traceren 13. Markeer het punt direct loodrecht onder het display van de ontvanger als het RLP. 14. Trek een rechte lijn door het achterste traceerpunt (RLP) en het voorste traceerpunt (FLP). Deze lijn is de richting van de zender. De zender bevindt zich exact onder het punt waar deze lijn de LL snijdt. 15.
Traceren Dynamisch traceren Als de boorkop met een neiging van 0% (0°) onder vlakke grond beweegt, zal de voorspelde diepte overeenkomen met de werkelijke diepte. In dit geval kunnen alle traceerhandelingen uitgevoerd worden ter plaatse van het voorste traceerpunt (FLP) terwijl de boorkop zijn weg vervolgt. Zodra de zender getraceerd is en de richting goed is, kunt u de ontvanger met de voorzijde naar de boorkop toe een boorstanglengte voor het voorste traceerpunt (FLP) op de grond op het beoogde boortraject plaatsen.
Traceren Display op de ontvanger bij dynamisch Huidige positie van de traceren ontvanger en de zender Naarmate de boorkop zich verder vooruit beweegt, moet het voorste traceerpunt (FLP) ook verder vooruit bewegen langs de verticale haarlijn. Wanneer het voorste traceerpunt (FLP) het kader bereikt, houdt u de drukknop ingedrukt om te controleren of de uitlezing van de voorspelde diepte overeenkomt met de geplande diepte.
Pagina 73
Traceren Boortraject Obstakel Traject om obstakel Vooraf bepaalde Boor- afstand machine Voorbereidingen voor off-track-traceren 3. Houd de drukknop ingedrukt terwijl u de richting van de ontvanger niet verandert en stap dan een andere vooraf bepaalde afstand (P2) in de richting van de zijkant van de ontvanger. Verplaats de ontvanger vooruit en achteruit tot u een massieve stip in het display ziet die van de onderkant van het display naar de bovenkant ervan springt (of omgekeerd) en markeer dan dit punt.
Pagina 74
Traceren 6. Terwijl de boorkop zich een weg baant, moet deze zodanig gestuurd worden dat de schuine afstand tot de punten P1, P2 en P3 constant blijft. Als de schuine afstand groter wordt, verwijdert de boorkop zich van het beoogde boortraject, als de schuine afstand kleiner wordt, beweegt de boorkop zich in de richting van het beoogde boortraject.
IGITAL ONTROL NCORPORATED Sturen naar doel Met de Sturen naar doel-functie kunt u de F5-ontvanger voor de boorkop plaatsen om deze als stuurdoel te gebruiken. De ontvanger wordt op de grond geplaatst, met de voorkant in de boorrichting. Om de Sturen naar doel-functie in te schakelen moet u de ontvanger met de gewenste doeldiepte te programmeren.
Sturen naar doel Voor Sturen naar doel is het essentieel dat de ontvanger correct gepositioneerd wordt. Plaats de ontvanger op het boortraject voor de zender, met de achterzijde (waar de accu zich bevindt) in de richting van de boorkop (of de laatste traceerpunten wanneer in een bocht geboord wordt). De maximale horizontale afstand van de zender tot de ontvanger is circa 35 ft (10,7 m).
Sturen naar doel Rolpositieuitlezing Traceerdoel (voorste traceerpunt; FLP) Rolpositie- /neiginguitlezing Horizontale afstand tussen de zender en de ontvanger Neiging van de zender Zendertemperatuur Diepte van de zender (bij benadering) Traceerscherm voor Sturen naar doel Sturen naar doel Zodra u de gewenste diepte op de ontvanger heeft ingevoerd en de ontvanger als doel voor de boorkop heeft geplaatst, selecteert u de remotefunctie in het hoofdmenu op het remote display (zie “Hoofdmenu”...
Pagina 78
Sturen naar doel De stuurindicator geeft in dit geval aan dat de boorkop zich links van en te hoog voor het geplande traject bevindt. De stuurindicator behoort precies in het midden van het display te staan wanneer u op correcte wijze afstuurt op de door u geprogrammeerde gewenste doeldiepte.
Sturen naar doel Sturen naar doel (Target Steering) in gebieden met stoorsignalen In gebieden met passieve en/of actieve stoorsignalen kan het aan te bevelen zijn om de ontvanger fysiek boven de grond te plaatsen. In het onderstaande voorbeeld is de ontvanger 3 ft (1 m) boven de grond geplaatst.
IGITAL ONTROL NCORPORATED Bijlage A: Systeemspecificaties en onderhoudseisen De aan de voeding, de gebruiksomgeving en het onderhoud van het DigiTrak F5-traceersysteem te stellen eisen zijn hieronder opgesomd. Specificaties voor de voeding Apparaat (typenummer) Werkspanning Werkstroom DigiTrak F5-ontvanger (F5R) 14,4 V...
Smeer de accudop na het reinigen in met een geleidend smeermiddel om te voorkomen dat de contacten in het accucompartiment aan elkaar corroderen. LET OP: De accudop van alle DCI-zenders met een accuvoeding wordt in de fabriek voorzien van een op nikkel gebaseerd smeermiddel, voor een betere aarding en betere accuprestaties.
IGITAL ONTROL NCORPORATED Bijlage B: Geprojecteerde diepte, huidige diepte en het voor-/achterverschil Wat gebeurt er als de zender zich op een grote diepte bevindt en sterk geneigd is? Het signaalveld van de zender, zoals is weergegeven in afbeelding B1, bestaat uit een verzameling elliptische signalen (veldlijnen).
Pagina 84
Bijlage B Als gevolg van de geometrie van het signaalveld van de zender (veldlijnen) zal de positie van de traceerlijn wanneer de neiging van de zender groter is dan ±30% (±17°) en/of de diepte 15 ft (4,6 m) of meer is, iets voor of achter de werkelijke positie van de zender weergegeven worden.
Pagina 85
Bijlage B De traceerpunten (FLP en RLP) zijn ook weergegeven in afbeelding B2. Deze punten bevinden zich ter plaatse van de verticale componenten van het signaalveld, aangeduid met korte verticale gele lijnen in de bovenstaande afbeelding. Merk op dat de traceerpunten zich niet op dezelfde afstand van de LL bevinden wanneer de zender niet horizontaal ligt.
Pagina 86
Bijlage B Tabel B2. Verschuiving vooruit/achteruit bepalen op basis van de weergegeven (geprojecteerde) diepte en neiging van de zender Neiging→ ±10% ±20% ±30% ±40% ±50% ±60% ±75% ±90% ±100% Weergegeven (5,7°) (11°) (17°) (22°) (27°) (31°) (37°) (42°) (45°) diepte ↓ 4"...
Pagina 87
Bijlage B Met tabel B4 kunt u exact de geprojecteerde diepte-uitlezing en de huidige diepte berekenen met behulp van een vermenigvuldigingsfactor. De waarden voor de vermenigvuldigingsfactoren, of omrekenfactoren, zijn bepaald voor verschillende zenderneigingen. Tabel B4. Omrekenfactoren voor het berekenen van de exacte geprojecteerde diepte of de huidige diepte ±10% ±20%...
Pagina 88
Bijlage B Aantekeningen ® Bedieningshandleiding DigiTrak F5™...
IGITAL ONTROL NCORPORATED Bijlage C: Diepte berekenen op basis van de afstand tussen het voorste traceerpunt (FLP) en het achterste traceerpunt (RLP) Wanneer de informatie op het display van de ontvanger onbetrouwbaar wordt, is het mogelijk de diepte van de zender te schatten. Dit is alleen mogelijk als de neiging en de positie van de zender en de positie van het voorste traceerpunt (FLP) en het achterste traceerpunt (RLP) bekend zijn en de grond vlak is.
Pagina 90
Bijlage C Aantekeningen ® Bedieningshandleiding DigiTrak F5™...
De garantieperiode begint op de meest recente van de volgende data: (i) op de dag waarop het DCI-product de fabriek verlaat, òf (ii) op de verzenddatum (of andere wijze van aflevering) van het DCI-product van een bevoegde DCI-dealer aan de gebruiker.
DCI behoudt zich het recht voor om van tijd tot tijd veranderingen in het ontwerp en verbeteringen van DCI-producten aan te brengen, en het is de gebruiker bekend dat er op DCI geen verplichting rust om zulke wijzigingen voor eerder gefabriceerde DCI-producten door te voeren.
DCI Product not expressly authorized in writing by DCI, and DCI shall not be responsible for the loss of or damage to the DCI Product or any other equipment while in the possession of any service agency not authorized by DCI.
If you authorize DCI to service or repair the DCI Product, the work will be promptly performed and the DCI Product will be shipped to you. You will be billed for any costs for testing, repairs and adjustments not covered by the Limited Warranty and for shipping costs.