Ontvanger
Firmwareversie
De firmwareversie in de ontvanger kan worden vastgesteld. Deze informatie is nodig wanneer contact
moet worden opgenomen met de Afdeling Klantenservice van DCI voor hulp bij het oplossen van
problemen. Bij het opstarten verschijnt de firmwareversie voor een kort moment in het linker bovenvenster.
Wanneer dit niet het geval is, heeft u waarschijnlijk een oudere ontvanger en teneinde de firmwareversie te
zien moet eerst de batterij in de ontvanger worden verwijderd en opnieuw worden ingelegd, en vervolgens
moet de knop tijdens het opstarten ingedrukt worden gehouden inplaats van deze gewooon in te drukken,
zoals anders de ontvanger ingeschakeld moet worden. De firmwareversie verschijnt in het linker
bovenvenster zolang de knop ingedrukt blijft. Houd de knop echter niet langer dan 12 seconden ingedrukt,
anders wijgigt u de dieptemeeteenheden van de ontvanger (zie "Dieptemeeteenheden wijzigen", eerder in
dit hoofdstuk). Let op dat de firmwareversie geen scheidingsteken heeft; wanneer 507 verschijnt, betekent
dit firmwareversie 5.07.
OPMERKING: Ontvangers met firmwareversie 3.77 en hoger kunnen met DataLog worden uitgerust.
5.0 Serie Firmwarefuncties
Ontvangers in de 5.0 serie of meer recente firmware geven de informatie op andere wijze weer dan oudere
ontvangers, wanneer de knop ingedrukt wordt gehouden. Deze firmware is geschreven om:
De diepte van de zender te voorspellen terwijl de ontvanger op het FNLP staat.
De resterende gebruiksduur van de oplaadbare batterij in procenten en in het resterende voltage aan
te geven (zie de "Aan/Uit" instructies eerder in dit hoofdstuk).
De ontvanger uit te schakelen door op een voorgeschreven wijze op de knop te drukken in plaats van
de batterij te verwijderen (zie de "Aan/Uit" instructies eerder in dit hoofdstuk).
Na een geslaagde Mark III zelftest 3 tonen ter bevestiging af te geven. Wanneer een fout wordt
geconstateerd klinken 2 lange tonen en verschijnt de foutcode in het linker bovenvenster. Voor nadere
informatie, zie "Zelftest voor Mark III ontvangers" in het hoofdstuk over operationele controles).
Via een urenteller de werkuren van de ontvanger bij te houden.
Verwachte diepte - Hoofdpunten
De 5.0 firmware serie geeft een verwachte diepte voor de zender wanneer deze het FNLP bereikt.
De verwachte diepte geldt alleen wanneer het bedieningspersoneel op het FNLP staat.
De verwachte diepte wordt nooit bepaald op het achterste negatieve lokatiepunt (RNLP).
De verwachte diepte veronderstelt dat geen belangrijke wijziging in verticale hoek plaatsvindt in de
periode tussen de verwachting en het bereiken van het FNLP door de zender.
De verwachte diepte knippert snel (in het benedenvenster) ter onderscheiding van de werkelijke
diepte, die als een permanent (niet-knipperend) getal zichtbaar is.
Een permanent zichtbare tilde ("~") verschijnt in het benedenvenster om dit verder van de verwachte
diepte te onderscheiden.
De oorspronkelijke schuine afstand of diepte kan men nog steeds aflezen door de knop los te laten.
De verticale hoek moet voortdurend worden bijgesteld voor de nauwkeurigheid van de verwachte
diepte.
Bij het ontbreken van een verticale hoek toont het beeldscherm niet de verwachte diepte maar een
tilde, zolang de knop ingedrukt blijft.
18
®
DigiTrak
Mark III Bedieningshandleiding
®