Signaalstoring
De test voor elektrische storing en ruis vindt in 2 etappes plaats. Voor het uitvoeren van de eerste stap is
één persoon, en voor de tweede stap zijn twee personen nodig.
1. Meet met de uitgeschakelde zender de hoeveelheid ruis die de ontvanger oppikt wanneer u met
ingedrukte knop over het boorpad loopt, van het penetratiepunt tot het punt waar de boor uit de grond
komt. Houd het oog op de signaalsterkte (linker bovenvenster) en let op de plaatsen waar de
signaalsterkte verandert. Gewoonlijk duidt een waarde van meer dan 150 op ruis die kan inwerken op
de vorm en omvang van het magnetisch veld van de zender, en daarbij zowel de diepte/afstand-
waarden als de lokatiepunten en –lijnen kan beïnvloeden.
2. Plaats aan het einde van het boorpad de batterijen in de zender om deze te activeren. Terwijl één
persoon met de zender over het boorpad terug naar de boor gaat, loopt een tweede persoon met de
ontvanger parallel op een afstand van anderhalf (1½ ) maal de gewenste diepte. Houd de knop van de
ontvanger niet ingedrukt, maar let op eventuele veranderingen van de informatie van de zender op alle
beeldschermen. Controleer of de tilde ("~") in het linker bovenvenster om de 2½ seconden oplicht (wat
betekent dat u de nieuwe waarden van de horizontale en verticale hoek ontvangt). Let in het bijzonder
op plaatsen waar de informatie op de schermen op onverklaarbare wijze verandert of waar de nieuwe
waarden voor de verticale en horizontale hoek onregelmatig worden.
Zie handelwijze bij storingen in het volgende gedeelte.
Handelwijze bij storingen
Voor elk werkterrein is een test voor elektrische storing en ruis nodig, ongeacht hoe afgelegen en
storingsvrij het werkterrein ook mag lijken.
Wanneer de verticale en horizontale hoek (samen met de batterijstatus en de temperatuur van de zender)
plotseling niet meer veranderen, kan men het signaal soms herstellen door in verschillende richtingen van
de zender weg te lopen, zonder buiten het bereik van de zender te gaan. Het doel is om zich van de
storingsbron te verwijderen.
Een andere oplossing is om voor een zender met een sterker signaal te zorgen. Wanneer u bijvoorbeeld
een gele, middellangeafstand DT zender heeft, probeer dan een rode, langeafstand DX zender. Wanneer
u een rode DX zender heeft, probeer dan een kabelzender (zie het hoofdstuk over de kabelzender).
3-3000-09h-E (Dutch)
38
®
DigiTrak
Mark III Bedieningshandleiding
®