pa R K e e R p L a aT s a s s I s T e N T
werking
u hebt een vrij parkeervak gevon-
den:
1. druk op schakelaar A om de
functie in te schakelen.
2. schakel de richtingaanwijzer in
aan de zijde van het desbetref-
fende parkeervak.
Het systeem berekent dan de
grootte van het parkeervak:
3. Rijd tijdens de berekening langs
het parkeervak met een snel-
heid lager dan 0 km/u, om u
voor te bereiden op de parkeer-
manoeuvre.
. Het systeem geeft de moeilijk-
heidsgraad van de parkeerma-
noeuvre aan met een melding
op het display van het instru-
mentenpaneel en een geluids-
signaal.
5. afhankelijk van de melding die
het systeem geeft, kunt u de
parkeermanoeuvre al dan niet
uitvoeren.
de functie geeft de volgende mel-
dingen weer op het display:
Parkeren JA
Parkeren MoeILIJK
Parkeren nee
raadpleeg bij eventuele storingen een cItroËn erkend bedrijf.
Let op: de functie wordt automa-
tisch uitgeschakeld:
•
Bij inschakeling van de ach-
teruit.
•
Bij het afzetten van het con-
tact.
•
Als de parkeerplaatsassistent
langer dan vijf minuten niet
gebruikt wordt.
•
Als de wagensnelheid gedu-
rende één minuut hoger is dan
70 km/u.
Let op: als de afstand tussen de
auto en de parkeerplaats groter is
dan circa ,50 m, is het mogelijk
dat het systeem de berekening niet
kan uitvoeren.
opmerkingen:
•
de functie blijft na een bereke-
ning ingeschakeld en kan dus
meerdere parkeermogelijkhe-
den achter elkaar bepalen.
•
Zorg ervoor dat de sensoren bij
slecht weer en in de winter niet
afgeschermd worden door vuil
en sneeuw.
•
Tijdens het bepalen van de
beschikbare ruimte wordt de
parkeerhulp vóór uitgescha-
keld.
II
91