e L e K T R I s C H B e d I e N d e H a N d R e M
hAnDreM extrA steVIG
AAntreKKen
de handrem kunt u, als dat nodig is,
extra stevig aantrekken. de hand-
rem wordt extra stevig aangetrokken
door aan hendel A te trekken tot het
moment dat de melding "Handrem
maximaal aangetrokken" verschijnt
en het geluidssignaal klinkt.
Het extra stevig aantrekken van de
handrem is nodig:
•
als u de handrem handmatig
aantrekt terwijl de auto een cara-
van of aanhanger trekt en de
automatische bediening is geac-
tiveerd.
•
wanneer de hellingcondities ver-
moedelijk zullen variëren als de
auto stilstaat (bijvoorbeeld: ver-
voer op een boot, een vrachtwa-
gen of een autoambulance).
Let op:
•
Draai bij het parkeren met een
aangekoppelde aanhanger, als
de auto zwaar beladen is of op
een steile helling de voorwielen
in de richting van het trottoir en
schakel een versnelling in.
•
Na het extra stevig aantrekken
van de handrem duurt het langer
voordat de handrem weer is vrij-
gezet.
B I J Z O N d e R e g e Va L L e N
BIJzonDere GeVALLen
In sommige gevallen (starten van
de motor, enz.) kan de handrem
automatisch de mate van aantrek-
ken aanpassen. deze werking is
normaal.
druk, met aangezet contact, op het
rempedaal en zet de handrem vrij
door hendel A in te drukken en
vervolgens los te laten om de auto
enkele centimeters te verplaatsen
zonder de motor te starten.
als de handrem volledig is vrijge-
zet, wordt dit aangegeven door het
uitgaan van het controlelampje op
hendel A en op het instrumenten-
paneel en door de melding "Hand-
rem vrijgezet" op het display van
het instrumentenpaneel.
Bij een storing van de handrem in
de stand aangetrokken of als de
accu ontladen is, kunt u de hand-
rem altijd met de noodontgrende-
ling vrijzetten (zie paragraaf "Nood-
ontgrendeling").
om de goede werking
van het systeem en
daarmee uw veiligheid
te garanderen, is het
aantal keren dat u de
handrem achter elkaar kunt
aantrekken en vrijzetten beperkt
tot acht keer.
Bij overmatig gebruik wordt
u g e w a a r s c h u w d d o o r d e
melding "storing handrem"en
gaat het waarschuwingslampje
! knipperen (zie hoofdstuk
"storingen").
II
77