M e e d R a a I e N d e x e N O N K O p L a M p e N -
Tijdens het rijden met dim- of grootlicht volgt de lichtbundel de bewegingen van het stuur. u heeft daardoor veel meer
zicht in donkere bochten.
deze functie wordt ingeschakeld zodra de wagensnelheid hoger is dan 0 km/h en uitgeschakeld zodra de snelheid
II
lager is dan 5 km/h.
Let op: dit systeem is tevens voorzien van een automatische hoogteregeling van de koplampen om het verblinden
van tegenliggers te voorkomen.
Aan-/uitzetten
standaard is deze functie ingescha-
keld, maar via het "algemeen menu"
van het display van het instrumen-
tenpaneel kan de functie worden
in- of uitgeschakeld. selecteer hier-
voor "parameters auto / Verlichting /
Meedraaiende koplampen".
de gekozen stand wordt bij het uit-
zetten van het contact opgesla-
gen.
Let op: de koplampen draaien niet
als de auto stilstaat, erg langzaam
rijdt of wanneer de achteruit is inge-
schakeld.
dit systeem is gekoppeld aan de hoekverlichting, waarmee de binnenzijde van een bocht onder een grotere hoek
wordt verlicht als de snelheid lager is dan 40 km/h. deze verlichting verbetert het zicht op kruispunten en tijdens het
parkeren.
de hoekverlichting wordt ingeschakeld:
•
als de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld,
en/of
•
vanaf een bepaalde stuurhoek.
Let op: de hoekverlichting wordt uitgeschakeld als de meedraaiende koplampen worden uitgeschakeld.
In het geval van een storing gaat het controlelampje "Dimlicht" knipperen en verschijnt er een
melding op het display van het instrumentenpaneel. raadpleeg een cItroËn erkend bedrijf.
8
H O e K V e R L I C H T I N g
Uitgeschakeld
Ingeschakeld