a u T O M aT I s C H e a I R C O N d I T I O N I N g
Het systeem met gescheiden rege-
ling heeft een aparte regeling voor
de temperatuur en de luchtver-
III
deling aan bestuurders- en pas-
sagierszijde. de instelling van de
luchthoeveelheid is voor beide zij-
den gelijk.
1a automatische werking bestuur-
derszijde
1b automatische werking passa-
gierszijde
2a Temperatuurregeling bestuur-
derszijde
2b Temperatuurregeling passa-
gierszijde
3a Luchtverdeling bestuurders-
zijde
3b Luchtverdeling passagierszijde
a display bestuurderszijde
b display passagierszijde
5
aanjagersnelheid
6
airconditioning in- en uitscha-
kelen
7
Luchtrecirculatie - aanvoer van
buitenlucht
8
achterruitverwarming
9
Voorruitontwaseming
100
B I Z O N e
1a
8
2a
3a
1a-1b. Automatische
werking
dit is de normale stand
voor het gebruik van het
systeem. druk op deze
toets
(het
A
gaat branden) om het
systeem,
afhankelijk
van het ingestelde comfortniveau,
de volgende functies automatisch
te laten regelen:
•
Luchthoeveelheid.
•
Luchttemperatuur.
•
Luchtverdeling.
•
airconditioning.
•
automatische luchtrecirculatie.
aangeraden wordt om alle venti-
latieroosters open te houden. als
u op een van de toetsen drukt,
behalve die voor de temperatuurre-
geling 1a en 1b, gaat het systeem
over op handmatige bediening. Het
controlelampje A zal uitgaan.
a
5
8
8
6
b
8
9
8
7
2a-2b. temperatuurregeling
lampje A
A
draai aan de knop 2a om de tem-
peratuur aan bestuurderszijde in
te stellen en aan knop 2b voor de
instelling aan passagierszijde:
•
Rechtsom om de temperatuur
te verhogen.
•
Linksom om de temperatuur te
verlagen.
de gewenste temperatuur wordt
weergegeven.
Het instellen van de temperatuur
op graden levert meestal het
beste comfort op. Het is gebruike-
lijk de temperatuur tussen 8 en
4 graden in te stellen.
3b
2b
1b
8