II
De wagenhoogte kan alleen bij
draaiende motor versteld wor-
den.
de wagenhoogte is al naar gelang
de omstandigheden in te stellen.
Behoudens enkele uitzonderingen
moet altijd in de normale rijstand
gereden worden.
Veranderen van de stand
druk één keer op een van de bedie-
ningsschakelaars. de verandering
van de wagenhoogte wordt aange-
geven door een melding op het dis-
play van het instrumentenpaneel:
86
V e R I N g " H y d R a C T I V e I I I + "
weergave van de stand van de
auto
Na het instellen van de wagenhoogte
wordt een melding op het display van
het instrumentenpaneel weergegeven.
hoogste stand
Niet mogelijk bij snelheden > 0 km/h.
gebruik deze stand bijvoorbeeld voor
het verwisselen van een wiel.
Verhoogde stand
geeft een grotere bodemvrijheid (niet
mogelijk bij snelheden > 40 km/h).
Voor gebruik op slechte wegen en bij
verkeersdrempels. Rijd in deze stand
altijd met lage snelheid.
normale rijstand
Let op:
indien
de
voor
bepaalde stand toegstane snelheid
wordt overschreden, keert de auto
automatisch terug naar de normale
wagenhoogte.
Laagste stand
Handig bij het in- of uitladen van
bagage.
Bij controles in de werkplaats.
Niet gebruiken om mee te rijden (niet
mogelijk bij snelheden > 0 km/h).
omwille van uw eigen veilig-
heid is het verplicht om uw auto
met goedgekeurde blokken of
assteunen te stutten, wanneer
u ingrepen onder de auto verricht.
een