a u T O M aT I s C H e a I R C O N d I T I O N I N g
Luchttoevoer afsluiten
druk op de toets 6 om de
buitenluchttoevoer af te
III
sluiten.
Met deze stand kan de
bestuurder op elk moment voor-
komen dat stank of uitlaatgas het
interieur kan binnendringen, zonder
dat dit consequenties heeft voor de
overige instellingen.
zet deze functie zo snel moge-
lijk weer uit zodra de omstandig-
heden dit toelaten, om de lucht
in het interieur te verversen en
om te voorkomen dat de ruiten
beslaan.
Aanvoer
van
buiten-
lucht
druk één keer op de
toets 6 om terug te keren
naar de oorspronkelijke
stand (aanvoer van buitenlucht).
7. Achterruitverwarming
druk als de motor draait
op toets 7 om de ach-
terruit- en spiegelver-
warming in te schake-
len. Het controlelampje
gaat branden.
deze functie wordt automatisch uit-
geschakeld, al naar gelang de bui-
tentemperatuur. de achterruitver-
warming wordt onderbroken door
opnieuw op de toets 7 te drukken
of bij het afzetten van de motor.
102
B I Z O N e
In het laatste geval wordt de ach-
terruitverwarming ook weer inge-
schakeld als u de motor weer
start.
Let op: de achterruit- en spiegel-
verwarming
werkt
onafhankelijk
van de automatische airconditio-
ning.
8. Voorruitontwaseming
Onder
omstandigheden (voch-
tig weer, veel passa-
giers, vorst) kan het zijn
dat de stand "Auto"
niet voldoende is om de ruiten te
ontwasemen of te ontdooien.
druk op de toets 8 om de rui-
ten snel te ontwassemen. Het
controlelampje gaat branden. dit
systeem regelt de airconditioning,
de temperatuur, de aanjagersnel-
heid en de luchttoevoer. Het stuurt
de luchtstroom naar de voorruit en
de zijruiten vóór.
door de handmatige bediening te
gebruiken wordt de functie "ont-
wasemen"
uitgeschakeld.
deze functie zo snel mogelijk weer
uit zodra de omstandigheden dit
toelaten, om de lucht in het interi-
eur te verversen en om te voorko-
men dat de ruiten beslaan.
druk op één van de toetsen 1a
en 1b om terug te keren naar de
stand "Auto".
opmerkingen:
•
Na het starten bij koude motor
bereikt de aanjager pas na
enige tijd zijn maximale snel-
heid, om te voorkomen dat er
een te grote hoeveelheid koude
lucht wordt aangevoerd.
•
Het heeft geen zin om de inge-
stelde temperatuur te verande-
ren als de auto langere tijd stil
heeft gestaan en de tempera-
tuur in het interieur sterk afwijkt
(kouder of warmer) van wat als
sommige
comfortabel wordt ervaren. Het
systeem werkt automatisch met
de maximale capaciteit om het
temperatuurverschil
mogelijk op te heffen.
•
Condenswater van de aircon-
ditioning wordt langs de onder-
zijde van de auto afgevoerd.
daardoor kan er een water-
plasje onder de auto ontstaan.
•
Ook in koude seizoenen is het
gebruik van de airconditioning
nuttig.
vocht uit de lucht en voorkomt
daarmee het beslaan van de
ruiten. Rijd niet te lang zonder
de airconditioning te gebruiken.
Zet
zo
snel
Het
systeem
onttrekt