III
2
1
Voor
1. Plafonniers
Zet de schakelaar 1 in één van de
3 volgende standen:
de plafonnier gaat branden
wanneer een portier of de
achterklep wordt geopend.
de
plafonnier
schakeld
en
gedoofd.
de verlichting brandt per-
manent.
Automatische bediening van
de plafondverlichting
•
Bij het instappen:
de verlichting gaat aan met het
ontgrendelen van de autopor-
tieren of bij het openen van een
portier.
de verlichting dooft 30 seconden
na sluiten van de portieren of bij
11
aanzetten van het contact.
B I N N e N V e R L I C H T I N g
2
•
Bij het uitstappen:
de verlichting gaat aan zodra de
sleutel uit het contact wordt ver-
wijderd (gedurende 30 secon-
den) of bij het openen van een
portier.
de verlichting dooft 30 secon-
is
uitge-
den na sluiten van alle portieren
permanent
of onmiddellijk bij vergrendelen
van de auto.
2. Leesspots
de leesspots werken alleen wan-
neer het contact aan staat en de
energiespaarmodus niet is inge-
schakeld.
Zet de schakelaar 2 in de volgende
stand:
1
2
2
Achter
de leesspot brandt.
1
sfeerverlichting achterin
(tourer met panoramisch dak)
Bedien
de
corresponderende
schakelaar terwijl de sleutel in de
contact- of startstand staat.
de sfeerverlichting achterin gaat
branden zodra u de sleutel uit het
contact neemt of wanneer u de auto
ontgrendelt.
de verlichting dooft langzaam na
aanzetten van het contact of na het
vergrendelen van de auto.
F Wanneer
u
op
schakelaar
drukt gaat de corresponderende
sfeerverlichting
achterin
minuten branden.
1
tien