OPHANGING
Richtlijn voor het afstellen van de ophanging
Het rijgedrag en comfort van uw voertuig zijn afhankelijk van de afregeling van de
ophanging.
De afstelling van de ophanging kan de bestuurbaarheid van het voertuig
beïnvloeden. Neem steeds de tijd om vertrouwd te raken met het rijgedrag
van het voertuig nadat de ophanging is afgesteld.
De ophanging kan worden afgesteld in functie van de lading van het voertuig, per-
soonlijke voorkeuren, rijsnelheid en staat van het terrein.
Om de ophanging af te regelen vertrekt u het best van de fabrieksinstellingen en
past vervolgens iedere afregeling individueel aan.
De afregelingen vooraan en achteraan hangen onderling samen. Na de afregeling
van de voorschokdempers kan het bijvoorbeeld nodig zijn de achterschokdempers
opnieuw af te regelen.
Maak een proefrit met het voertuig in dezelfde omstandigheden; terrein, snelheid,
lading enz. Wijzig één afstelling en test opnieuw. Ga systematisch te werk tot u te-
vreden bent.
Hieronder vindt u richtlijnen voor een nauwkeurige afregeling van de ophanging.
Fabrieksinstellingen ophanging
Raadpleeg AFSTELLEN VEERBELASTE VOOROPHANGING (VOORAAN EN
ACHTERAAN) en AFSTELLEN SCHOKDEMPERS (VOORAAN EN ACHTERAAN)
in dit hoofdstuk voor nadere informatie over de afstellingsprocedures.
Om de schokdemping- en vering af te stellen op de fabrieksinstellingen gaat u als
volgt te werk:
1. Draai de regelaar in wijzerzin tot hij stopt.
2. Draai de regelaar het opgegeven aantal keren in tegenwijzerzin, zie de onder-
staande tabel.
INSTELLING
Veervoorbelasting
INSTELLING
Veervoorbelasting
WAARSCHUWING
FABRIEKSINSTELLINGEN OPHANGING VOORAAN
FABRIEKSINSTELLINGEN OPHANGING ACHTERAAN
_______________
FABRIEKSINSTELLING
Positie regelnok 1 (zacht)
FABRIEKSINSTELLING
Positie regelnok 1 (zacht)
65