Achteruit rijden
Controleer bij het achteruit rijden of er
geen mensen of hindernissen achter
het voertuig staan. Wees aandach-
tig voor de blinde hoek. Wanneer het
veilig is om achteruit te rijden, rijd dan
traag en vermijd scherpe bochten.
WAARSCHUWING
Stuurbewegingen in achteruit ver-
hogen het risico op kantelen.
OPMERKING: In achteruit is het toe-
rental van de motor beperkt, waardoor
dus ook de snelheid van het voertuig in
achteruit beperkt is.
WAARSCHUWING
Als u in achteruit een helling af-
rijdt, kunt u de ingestelde snel-
heidslimiet in achteruit toch over-
schrijden door de zwaartekracht.
Kruispunten oversteken
Als u een kruispunt moet oversteken,
zorg er dan voor dat het aankomende
verkeer aan beide kanten goed zicht-
baar is en beslis waar u naartoe wilt
rijden aan de andere kant van het kruis-
punt. Rijd in een rechte lijn naar dat
punt toe. Maak geen scherpe veran-
deringen van richting of versnel niet
abrupt. Dit kan ertoe leiden dat het
voertuig kantelt. Rijd niet op het trot-
toir of op fietspaden. Deze zijn enkel
voor dit specifieke gebruik bedoeld.
Rijden over verharde oppervlakken
Vermijd verharde oppervlakken. Dit
voertuig is niet ontworpen voor ge-
bruik op verharde oppervlakken en kan
op deze ondergrond makkelijker kante-
len. Als u toch op verharde oppervlak-
ken moet rijden, draai dan geleidelijk
aan, rijd traag en vermijd abrupt ver-
snellen en remmen.
________
VEILIGHEIDSINFORMATIE
Ondiep water doorkruisen
Water kan groot gevaar inhouden. In
te diep water kan het voertuig gaan drij-
ven en kantelen. Controleer de diepte
van het water en de stroming alvorens
het water over te steken. Het water
mag niet dieper zijn dan 30 cm opdat
het voertuig deze hindernis veilig zou
kunnen nemen. Let op voor gladde
oppervlakken zoals keien, gras, boom-
stronken enz. in het water en op de
oevers. Dit kan tot tractieverlies lei-
den. Rijd nooit met hoge snelheid in
het water.
Water vermindert het remvermogen
van uw voertuig. Laat de remmen al-
tijd drogen door ze meermaals te acti-
veren wanneer het voertuig weer op
het droge is.
Nabij water is er vaak modder of moe-
rasland. Let op voor onverwachte ga-
ten of inzinkingen. Kijk ook uit voor
rotsblokken, stronken enz. die gedeel-
telijk begroeid zijn.
Rijden over sneeuw of ijs
Let bij de inspectie voor het vertrek
speciaal op die plaatsen op het voer-
tuig waar sneeuw- en ijsafzettingen
de zichtbaarheid van het achterlicht
kunnen belemmeren, ventilatieope-
ningen kunnen verstoppen, de radiator
en ventilator kunnen blokkeren en de
beweging van de bedieningselemen-
ten kunnen bemoeilijken. Controleer
voor u het voertuig start dat het stuur,
het gas- en het rempedaal ongehin-
derd werken.
Als dit voertuig over een besneeuwd
pad rijdt, hebben de wielen minder
tractie, waardoor het voertuig anders
gaat reageren op de inputs van de be-
stuurder. Op oppervlakken met min-
der grip reageert het voertuig minder
scherp en precies, wordt de remaf-
stand langer en wordt de versnelling
eveneens beïnvloed. Vertraag en geef
nooit bruusk gas. Daardoor kunnen
de banden beginnen tollen en kan het
voertuig door oversturen gaan schui-
_______
RIJDEN MET UW VOERTUIG
23