aannemen: met de rug tegen de rug-
steun en de gordel vastgemaakt, met
beide handen op de handgrepen en de
voeten stevig geplaatst - rechtervoet
op de voetsteun en linkervoet op de
vloer van het voertuig.
Vervoer nooit een passagier die onder
invloed van drugs of alcohol is of die
zich moe of ziek voelt. Dit vertraagt
de reactiesnelheid en vertroebelt het
inschattingsvermogen.
Draag de passagier op de veiligheidsla-
bels van het voertuig te lezen.
Vervoer nooit een passagier indien u
vindt dat hij/zij onvoldoende in staat is
zich te concentreren op de omstandig-
heden op het terrein en zich hieraan
aan te passen. Meer bepaald voor
side-by-sides moet de passagier ook
voortdurend aandacht besteden aan
het terrein voor het voertuig en zich
schrap zetten voor oneffenheden.
Voorzichtig rijden
– Dit voertuig besturen is heel anders
dan rijden met andere voertuigen.
Als u de nodige voorzorgen niet
neemt, is een aanrijding of koprol
snel gebeurd tijdens abrupte ma-
noeuvres zoals scherpe bochten,
versnellen of vertragen en rijden op
heuvels of over hindernissen.
– Rijd nooit overdreven snel. Pas uw
snelheid altijd aan aan het terrein,
de zichtbaarheid, de rijomstandig-
heden en uw ervaring.
– Probeer nooit op twee wielen te rij-
den, te slippen, te springen of ande-
re stunts uit te voeren.
– Probeer nooit snel te versnellen of
te vertragen wanneer u een scher-
pe bocht neemt. Hierdoor kan het
voertuig kantelen.
________
VEILIGHEIDSINFORMATIE
VEILIG GEBRUIK - VERANTWOORDELIJKHEDEN
– Probeer nooit te slippen of te schui-
ven met het voertuig. Als het voer-
tuig begint te slippen of te schuiven,
stuurt u in de tegengestelde rich-
ting. Rijd traag en uiterst voorzich-
tig op een zeer gladde ondergrond,
bijvoorbeeld op ijs, om te verkomen
dat het voertuig oncontroleerbaar
gaat slippen.
– Controleer altijd of er geen hinder-
nissen of mensen achter het voer-
tuig staan, wanneer u achteruit rijdt.
Wees aandachtig voor de blinde
hoek. Rijd altijd traag achteruit.
– Overschrijd nooit de aangegeven
maximale lading van dit voertuig.
De lading moet correct worden
vastgemaakt. Rijd trager, voorzie
een langere remafstand en volg de
overige instructies in het hoofdstuk
LADINGEN VERVOEREN EN WERK
UITVOEREN.
– Vergeet nooit dat dit voertuig zwaar
is! Als het met zijn volle gewicht
omkantelt of omrolt kunt u makke-
lijk gekneld raken.
Bevestigingssysteem
bestuurder en passagier
– Dit voertuig is ontworpen voor een
bestuurder en een passagier, die
beiden de geschikte beschermings-
uitrusting dragen (zie UITRUSTING
in dit hoofdstuk).
– De bestuurder en de passagier
moeten tijdens het rijden steeds
de zijnetten vastmaken en de veilig-
heidsgordels dragen.
Omstandigheden terrein
– Rijd altijd traag en wees extra voor-
zichtig wanneer u op onbekend ter-
rein rijdt. Wees altijd alert voor ver-
anderingen in het terrein wanneer u
met dit voertuig rijdt. Neem de tijd
om te leren hoe het voertuig zich
gedraagt in verschillende omgevin-
gen.
_______
11