2.8.2 Functie
De drainagefunctie werkt als volgt:
1. De pomp is in bedrijf.
2. De pomp zuigt lucht door daling van het waterni-
veau.
3. De pomp wordt minder zwaar belast waardoor
het opgenomen vermogen van de pomp daalt.
4. Indien het opgenomen vermogen van de pomp
onder de vermogensgrenswaarde voor droogloop
daalt, wordt de pomp uitgeschakeld. Deze grens-
waarde is ingesteld in het R100-display 12.4.6
Droogloop stop van het INSTALLATIE-menu.
N.B.: De uit-tijd is afhankelijk van de aan-tijd, zo-
als is ingesteld in het R100-display 12.4.5 Aan/
Uit functie van het INSTALLATIE-menu.
2.9 Instellingen
In dit onderdeel vindt u een overzicht van de rele-
vante R100-displays en instellingen.
Raadpleeg hoofdstuk 12. CU 300 met R100 voor een
gedetailleerde beschrijving van de R100-displays.
Elk afzonderlijk display is voorzien van een nummer
dat verwijst naar het hoofdstuk waarin het display
wordt toegelicht.
2.9.1 Vereiste R100-instellingen
Voor activering van de drainagefunctie dient de
R100 als volgt te worden ingesteld:
Display
R100-instelling
12.4.7 Droogloop
beveiliging
Stel "Droogloop beveiliging"
in op "Actief".
12.4.6 Droogloop
Stel de vermogensgrens-
stop
waarde voor droogloop in, dit
is voor een droogloopstop.
Zie "Instellen van de vermo-
gensgrenswaarde voor
droogloop (droogloopstop)"
verderop in deze paragraaf.
Stel de aan- en uit-tijden in.
Bedrijfsindicatie:
De storingsmelding voor
droogloop op de CU 300
12.4.5 Aan/Uit
wordt automatisch gedeacti-
functie
veerd als de velden in display
12.4.5 Aan/Uit functie worden
ingevuld.
Om de drainagefunctie te de-
activeren en terug te keren
naar droogloop beveiliging
dient in de velden Aan/Uit "–"
(niet actief) te worden inge-
voerd.
Instellen van de vermogensgrenswaarde voor
droogloop (droogloopstop):
1. Start de pomp tegen een gesloten pers.
2. Lees het opgenomen vermogen (P
R100-display 12.2.5 Opgenomen vermogen en
energieverbruik.
3. Bereken de vermogensgrenswaarde voor
droogloop, P
x 0,9 [W].
1
4. Stel die waarde in in het R100-display
12.4.6 Droogloop stop.
2.9.2 Aan/uit-tijden
Een kenmerk van de drainagefunctie is dat de
periode waarin de pomp draait, de aan-tijd, gekop-
peld is aan de periode waarin de pomp stilstaat, de
uit-tijd.
Afb. 6 toont een voorbeeld van een aan/uit-tijd die is
ingesteld in het R100-display 12.4.5 Aan/Uit functie.
Afb. 6
Uit-tijd [min.]
Toelichting:
De aan- en uit-tijden zijn ingesteld op elk 60 minu-
ten. Na 25 minuten bedrijfstijd ontstaat de storings-
melding droogloop. Bij deze instelling wordt de pomp
35 minuten uitgeschakeld. Als de pomp bijvoorbeeld
twee uur had gedraaid (120 min.), zou de uit-tijd
1 minuut hebben bedragen.
) af in het
1
Aan-tijd [min.]
9